zaterdag 15 december 2012

Herfstbereidheid

Dit prachtige, inspirerende woord heb ik te danken aan Jan Mertens, een zielsverwante man uit mijn netwerk.

Ik ben herfstbereid. Zou je dat zo kunnen zeggen? En ik vraag aan de anderen om meer herfstbereidheid aan de dag te leggen. Zou ik dat mogen vragen aan ‘de mensen’?

Herfstbereidheid is , wat mij betreft, iets anders dan bereid zijn te aanvaarden dat de herfst komt. Het is niet de tristesse of de schoonheid van vallende bladeren. Misschien is het wel een metafoor voor mijn huidige levensfase : de grootste strijd is gestreden  maar de schommelstoelverhalen zijn nog niet aan de orde.

Herfstbereidheid heeft als woord veel potentieel. Wat mij betreft is het vanaf nu een prachtige, veelbelovende term waarmee we het ‘verminderen en verliezen’ en de ‘ascese’ waarmee de ecologische levensstijl wordt geassocieerd beter kunnen benoemen.

Concreet bedoel ik met herfstbereidheid dat we moeten bereid zijn om te leven op een wijze die bij de herfst past. Niet het exuberante van de zomer, maar ook niet het koude en donkere van de winter. Het is een uitnodiging om anders het leven te organiseren, zoals je dat in de herfst doet. De dagen worden korter, de avonden frisser. We trekken een trui aan , maar genieten ook samen van de kleurenpracht. Tegenover het pure hedonisme en tegenover het doemdenken wil ik het mijmeren, het meanderen, het vertragen, het vruchtbare samenkomen zetten.

Misschien wonen we al in een permanente herfst, terwijl de ene helft vast houdt aan de belofte van de zomer en de andere helft een apocalyptische winter voor ogen heeft. Misschien moeten we dan toch bereidheid tonen om te aanvaarden dat het herfst is, niet het jaarlijks weerkerend seizoen maar als ‘staat van de mensheid’.  Zou dat herfstbereidheid kunnen zijn?

zaterdag 3 november 2012

Over ondernemerschap in tijden van cholera

De oorkaan raast over de oceaan, Ford Genk gaat dicht, de middenstanders komen virtueel op straat, een KMO’er komt klagen op TV over de werking van de vrije markt omdat hij te weinig ondernemer is, lonen en de index worden een strategie om toekomstige winsten af te nemen van het grootkapitaal. en zo kan ik nog wel doorgaan.

Iedereen kijkt met argwaan naar en praat met de nodige oorlogsretoriek over elke andere speler. De zogenaamde stakeholders in dit verhaal: de politicus, de ambtenaar, de ondernemer, de handelaar, het kapitaal, de arbeidende en –last but not least- de consument die ook verondersteld wordt burger te zijn die politici kiezen…  Iedereen voelt dat we met zijn allen zullen ‘verliezen’. De kunst is om het eigen verlies zo klein mogelijk te houden, en dus af te wentelen op de volgende laag, die andere groep, een andere stukje van het economische en maatschappelijke ‘playing field’.

Er is geen reconversie, geen transitie mogelijk zonder vernietiging van kapitaal. En van verandering komt, minstens tijdelijk, meer miserie dan dat er al was. En ook jij, en ik, zullen verliezen. Niet alleen materieel, maar ook in levenskwaliteit en in geluk – twee fundamentele drijfveren van menselijk handelen. Net zoals bij cholera, zal het verlies epidemisch zijn. Iedereen zal iedereen besmetten, en iedereen zal eigen ‘coping’ strategieën ontwikkelen om met het gevaar om te gaan. Sommigen trekken zich terug, sommigen gaan in ontkenning en anderen gaan in de tegenaanval. Niets nieuws onder de zon: flee, freeze or fight!

Bijna elk nieuwsitem, elke maatschappelijk fenomeen kan je wel terugbrengen tot één van die drie reacties op alles wat op ons afkomt. Soms komt er nog een laagje intellectueel ‘vernis van de beschaving’ aan te pas, maar vaker gaat het er heel rauw aan toe. De voorbeelden daarvan worden ruim geciteerd in zowel “Identiteit” van Paul Verhaeghe als ‘De borderline maatschappij’ van collega-psychiater De Wachter.

En in dat soort omgeving ben ik dus ondernemer. En mens. En burger. En consument. En werkgever. Want laten we eerlijk zijn: ik ga altijd opnieuw de uitdaging aan. Niet omdat het zo nobel is, alhoewel, maar omdat ik niet anders kan. Ik ben namelijk een fighter, eentje met nogal wat ‘destructief recht’ maar met constructief project en een streven naar echte geweldloosheid. Dat is niet halfzacht, maar loeihard. En geen sentimentele anekdotiek die mij er vanaf kan houden…

vrijdag 12 oktober 2012

"Is een Groene een Kapitalist?", vraagt de Anarchist.

Ik krijg dat al jaren over mij heen. En ik geef al jaren een uitleg. En die gaat ongeveer als volgt. De ecologische ideologie vertrekt niet van het humanisme maar van het ecocentrisme. Zowel het kapitalisme als het ‘communisme’ (socialisme, etc.) stellen de mens centraal. Beide zijn ook ontstaan in de 19de , begin 20ste eeuw en zijn ingebed in het historisch materialisme. Het zijn de materiële omstandigheden, inclusief de cultuurgoederen, die ons tot mens maken. En bovendien is in die tijd ook de arbeidsethos ontstaan, en daarmee de belangrijkste invulling van de (sociale) identiteit van mensen. Of het nu om een staatseconomie gaat , die centralistisch is, of over de neoliberale vrije marktwerking, die centralistisch omdat ze de 1% heeft gecreëerd, beide hebben in hun grondslagen twee dingen niet meegenomen: 1. het irrationele van de mens als individu en als soort 2. de beperkingen die onze planeet ons voorschoteld De strijd tussen kapitalisme en communisme is eigenlijk een strijd tussen ‘hebbenden’ en niet ‘hebbenden’ en gaat over een materialistisch herverdelingsvraagstuk. We zijn ondertussen begonnen aan de 21ste eeuw. In de loop van de 20ste eeuw, en met name na de tweede wereldoorlog (die ons geloof in de mensheid en menselijkheid danig heeft geschonden), ontstond een beweging die de mens en de emancipatie via ‘hebben’ niet langer centraal stelde. Meer nog, die beweging had oog voor de emotionele, irrationele, spelende mens. En die beweging pleitte voor decentralisatie van zowat alles. Maar pleitte ook voor herverdeling via de overheid, en dus voldoende overheid. Meer nog, de vraag was om de gemeenschappelijke goederen (en ook gemeenschappelijke diensten) onder gemeenschappelijk bestuur te plaatsen, maar ook zeer veel ruimte te laten aan privaat initiatief. En het doel was niet langer een economische finaliteit, die ook Marx inschrijft, maar een sociale finaliteit. Er was een ommekeer in middel doel verhouding. De creatie en het al dan niet herverdelen van economische middelen was niet langer het doel, maar een middel om ieder tot zijn of haar recht te laten komen. En emanciperen was niet een kwestie van herverdelen van hebben maar van ‘zijn’. De niet hebbenden , zij die zich uitgesloten weten, hebben weinig boodschap aan minder hebben en meer zijn. Het willen ‘afpakken van de kapitalisten’ is vaak een negatieve wraakoefening. Erg begrijpelijk als een systeem jou keer op keer uitsluit. Of als je worstelt met de ‘pijn van het niet zijn’. Groen, de groene partij vandaag, is in haar politieke praktijk erg voorzichtig, te voorzichtig naar mijn smaak. De groene ideologie staat voor een mengeling van ‘etatisme’ (een links begrip) en ‘marktwerking’ (een rechts begrip) waarbij niet zozeer gekeken wordt wie nu over de productiemiddelen beschikt, maar waartoe ze gebruikt worden. En waar de onstane meerwaarde voor wordt gebruikt. Een groene economie is geen centraal gestuurde planeconomie. Maar een groene economie is ook niet een gedereguleerde markt met onbeschermde consumenten en op winstmaximalisatie gerichte bedrijven. Een groene economie vergoedt het kapitaal op billijke wijze, maar het is ‘slow money’, vergoedt arbeid op billijke wijze, maar voor werk op mensenmaat, en vergoedt de aarde op billijke wijze, door trager te produceren, trager te consumeren, te dematerialiseren waar kan en kringlopen te sluiten. Maar vooral de menselijke arbeid als maatstaf te nemen voor het ritme van het leven, en niet langer het ritme te volgen van de motor van de economie die door fossiele brandstof aangedreven, ons allemaal op een veel te snel draaiende mallemolen heeft gezet waar steeds meer mensen vanaf worden gezwierd of er veilig vanaf proberen te komen…

dinsdag 14 augustus 2012

Lokale Economische Veerkracht

Transitie is niet langer een gemeenplaats, maar een redelijk specifiek ingevuld begrip dat o.a.geclaimd wordt door de Transitiebeweging van Rob Hopkins. Volgens die beweging is lokale economische veerkracht deel van het antwoord op de huidige crisissen, en een derde weg tussen 'financiële strengheid en begrotingsdiscipline' enerzijds en 'groei als noodzaak en wetmatigheid' anderzijds. Om lokale economische veerkracht te bereiken, moeten alle (toekomstige) economische activiteiten beantwoorden aan enkele kenmerken: ondernemen maakt deel uit van en versterkt een veerkrachtige samenleving, de onderneming en de samenleving is onafhankelijk van fossiele energie en zal weinig CO2 uitstoten. Het accent qua arbeid ligt op leren van vaardigheden en levenslang en levensbreed leren. Er is een lokale financiële verankering door het stimuleren van investeren in lokale productiemiddelen en we moeten lokale consumptie stimuleren. Lokale munten worden ingezet om de cash 'lekken' te dichten. En het geheel is democratisch georganiseerd, zowel op het niveau van de onderneming als van de samenleving. Verder is ook afstand belangrijk: zware goederen en materialen moeten lokaal gevonden worden, alleen 'lichte' dingen kunnen van verder komen, dus ideeën en het niet materiële globaliseren en materie lokaliseren. Tot dan de inleiding. En hoe zit dat dan met mijn ondernemerschap? En met De Natuurfrituur? Ik neem even De Natuurfrituur onder de loep. De Natuurfrituur is een coöperatieve met ongeveer 40 coöperanten tot nu toe, allemaal burgers die zich financieel engageren door 'slow money' tegen een beperkte vergoeding ter beschikking te stellen van het project. Er is dus lokale financiële verankering. De Natuurfrituur heeft als doel tewerkstelling te creëren voor specifieke doelgroepen, wat wijst op een versterking van de lokale samenleving, in termen van lokale koopkracht voor de medewerkers en meerwaardecreatie voor de klanten. De Natuurfrituur heeft zowel particulieren, overheden, organisaties als bedrijven als klant. Dat betekent dat we doorheen de verschillende maatschappelijke niveau's aanwezig zijn. Er is echter een bijzondere taak voor de overheid weggelegd, zowel in haar voorbeeldfunctie (duurzaam aankopen) als in het subsidiëren van initiatieven die sociale meerwaarde creëren die niet verrekend kan worden in de verkoopprijs. Het democratisch gehalte van De Natuurfrituur is statutair verankerd, maar de uitwerking ervan kan beter. Er is tot op heden te weinig actieve participatie. Ook het 'local resourcen' kan beter. De bedoeling is op termijn frietjes te kopen waarvan we de hele keten hebben kunnen volgen, en bijgevolg weten hoeveel km die hebben afgelegd, dat geldt ook voor de olie. Eigenlijk kunnen we dit doen voor elk product dat we inkopen, maar omdat olie en frietjes het meest relevant zijn in termen van volumes en geld, concentreren we ons daarop. Ook energie onafhankelijkheid kan beter. De stroom die we gebruiken komt weliswaar van Ecopower, maar we zitten nog altijd op een centraal, en niet erg stabiel, netwerk. Ook het sluiten van de kringloop willen we uittesten. Kunnen we op een legale en milieutechnisch juiste manier de olie omzetten in stroom? Omdat we een mobiele cateraar zijn, blijft de vraag hoe we ooit van fossiele brandstof afkomen voor de voertuigen. En binnen welke straal is het nog duurzaam mobiele catering aan te bieden? Daar tegenover staat dat het businessmodel en de werkwijze wel verspreid kunnen worden. Zo ontstaat een centraal merk, dat met lokale grondstoffen lokale variaties zal vertonen. Glocalisation, heet zoiets. Als sociaal economie bedrijf ligt het accent heel erg op opleiding en begeleiding, op inzetten van talenten maar ook respecteren van beperkingen. Kortom van ondernemen en werken op mensenmaat. En wie betaalt de rekening? Wij, met z'n allen! Want als we het niet anders gaan doen, en ook nog eens de juiste prijs aan de kassa willen betalen, krijgen we de rekening in het veelvoud gepresenteerd via belastingen, sociale zekerheid, maatschappelijke kosten, hulpverlening en nog veel meer. Waarom is het dan zo moeilijk om voldoende kapitaal en subsidies te verkrijgen? Omdat het over horeca gaat? Omdat er niet genoeg prestige in zit? Omdat er geen speculatieve megawinsten voorspeld worden? Omdat de mindshift nog niet heeft plaats gevonden? Wacht dus niet af tot één of andere 'onzichtbare' hand de economie op orde zal brengen. Maar begin er zelf aan. Door te investeren in een coöperatieve, en niet uit te gaan van 'potential gain' maar van 'affordable loss'. Stop voor één keer geen geld in (overbodige) consumptie maar breng het naar de reële economie aan de kant van de productiemiddelen. Lees alvast Paul Krugman's nieuwe boek,neem er Galbraith bij. Of lees over de neoliberarele utopie in het boek van Hans Achterhuis. Je moet het van mij niet aannemen...

zondag 15 juli 2012

High Tech: pragmatisme of excuus?

Low Impact Man kocht een Iphone en melde dit als 'bekentenis' op zijn blog. Er kwam een record aantal reacties, waaronder uiteindelijk ook de mijne. En omdat het toch neerkwam op een 'epistel' zoals ik er hier wel meer schrijf, wil ik dit toch nog even delen. Duurzaamheid is een kwestie van middel doel verhouding. Ik ben dan ook een high tech ecobitch Maar ik ben geen technologisch optimist. Ik ga wel degelijk uit van de nood aan systeemtransitie. Om die systeemtransitie ingang te doen vinden (gedragen te weten) , moeten we ‘het volk’ meekrijgen. En dat doe je niet langer louter met pen en papier. De aankoop van electronica en ICT en andere communicatie middelen kan je afwegen aan het effect dat je wil bereiken en bij wie je dat wil bereiken. Een aankoop is dus altijd gerelateerd aan het doel waarvoor die wordt ingezet en het uiteindelijk resultaat van de ingezette middelen. Ik vind de vraag naar de ‘onduurzaamheid’ van het product zelf heel relevant, maar daarmee veroordeel ik de technologie niet. Wil je immers geen enkel ‘onrechtvaardig’ product in huis en zo goed als geen impact realiseren, dan zet je jezelf toch minstens gedeeltelijk buiten het systeem. Dat kan op zich een valabele keuze zijn, maar het is niet de mijne (op vandaaag). Trouwens, in elke beweging die streeft naar verandering duikt deze discussie op: werken we aan de ‘revolutie’ door zoveel mogelijk niet deel te nemen of juist wel te deel te nemen aan ‘ het systeem’ dat we fundamenteel in vraag stellen. Om concreet te antwoorden op de vraag van Steven: hoe ga ik om met alle ellende die in mijn aankopen vervat zijn? 1. door het aantal koopmomenten en het aantal aankopen te beperken 2. door 4 vragen te stellen bij elke (nieuwe) aankoopbeslissing: wat is de kosten/baten voor mezelf, mijn naaste omgeving, de mensheid en de aarde. Door dat vaak te doen , gaat dat behoorlijk snel 3. Door mij te informeren, zonder schuldgevoel, en te kijken waar ik een steentje kan bijdragen tot andere productie en consumptie patronen.Wij onderschatten graag de macht (en verantwoordelijkheid) die we als (groep) consumenten vertegenwoordigen. 4. Door mij bewust te zijn van het triviale, irrationele van mijn eigen gedrag en behoeftebevrediging, en bij uitbreiding van het beestje dat ‘consument’ heet. Het is dus niet zo dat ik mij schuldig voel omdat ik teveel eet en drink, feest, IT koop, etc. Maar ik ben mij wel bewust van de ‘prijs’ die ik bij derden veroorzaak. Liever dan dat allemaal niet te doen, probeer ik in te grijpen door alternatieve middelen voor mijn behoefte bevrediging te zoeken of zelf andere productie wijze te stimuleren of creëren. 5. Ik ben en blijf een ‘westerse’ mens, met dus een bepaalde context en infrastructuur, en bovendien zijn wel allemaal sociale dieren. Dat betekent dat we heel veel handelen vanuit de behoefte om te behoren tot een groep en dus de groepsdruk volgen. Daar is niets mis mee, in tegendeel, zo maak je ‘bewegingen’. Het is dus goed te vertrekken van de werkelijkheid zoals ze is en van daaruit verandering te stimuleren. En het is goed de werkelijkheid, in al haar complexiteit en snelheid van verandering, niet te gebruiken als een ‘deus ex machina’ waaraan men al het ‘verkeerde’ en het ‘onbegrijpelijke’ toeschrijft. Als het systeem moet veranderen, en dat vind ik dus ook, dan is het goed te weten dat ‘wij’ het systeem zijn, het systeem woont in ons. Het is niet iets wat buiten ons staat en wat ons vanalles aandoet. Wij , mensen, maken systemen en kunnen die ook opnieuw ‘maken’ met andere dan de huidige paradigmas. Voor mij vertaalt dit alles zich in onder andere laptops en ander materiaal, maar dat hangt ook geweldig samen met het feit dat ik geen verstand heb van planten en andere natuur. Terwijl mensen die ik graag zie heel low tech leven, omdat dat dan in het verlengde ligt van hun zijn en hun competenties. Als we voor een gsm mijnbouw nodig hebben, dan zal ik streven naar duurzame mijnbouw (en vooral cradle to cradle design), maar niet het toestel of de technologie bestrijden die een grondstof nodig heeft. En dat toestel zou inderdaad minder een prestige object mogen zijn, waardoor er minder van ‘nodig’ zijn. Maar je mag een product niet verwijten dat het ‘slachtoffer’ is van consumentisme. Je mag consumentisme wel verwijten wat het aanricht vanuit een heel slechte middel doel verhouding.

zaterdag 7 juli 2012

Energie steken in kernuitstap?

Op Facebook, en op andere fora wellicht ook, wordt er nogal fel gereageerd op de open brief van Wouter Van Besien aan Bruno Tobback met betrekking tot de kernuitstap. Iemand verdedigt de SP.a door te wijzen op de noodwendigheden van de politieke praktijk, niet geheel onterecht, maar vooral door de ‘marktwerking’ te verdedigen als middel om de energiemarkt vorm te geven qua energiebronnen, maar vooral om de prijzen te drukken. Maar de werkelijkheid leert ons dat de markwerking 'onvolkomen' is , en dus geen garantie biedt voor veiligheid van de energiemix, leveringszekerheid of prijsvorming. De CEO van Electrabel wees er in een uitzending van Terzake fijntjes op dat hun USP 'leveringszekerheid' is, omdat ze alle cruciale punten in de keten in handen hebben. De rest is gepruts in de marge van de markt, tot nu toe. Dat ‘het licht uit zal gaan’ is zeer waarschijnlijk. Maar dat zal eerst het gevolg zijn van een niet aangepaste infrastructuur, en zelfs overproductie in de pieken, dan aan de mix van energiebronnen. Wat die bronnen betreft: het is niet nodig om 'koolcentrales' bij te bouwen, tenminste niet voor huishoudelijk en gelijkgesteld gebruik (220-230V) mits er twee dingen gebeuren. Ten eerste is er een heroriëntatie van kapitaal, subsidies en R&D nodig naar echt hernieuwbare energie. Ten tweede, maar eigenlijk eerst en vooral, is het nodig de energiebehoefte te verminderen. Zo’n Transitie (met hoofdletter!) moet er komen op verschillende niveaus. De persoonlijke transitie vraagt om een paradigma shift, een fundamentele reorganisatie van de middel/doel verhouding in het streven naar welzijn en geluk. De organisatorische transitie, van dingen zoals wonen, werken, consumeren en financieren draagt in zich zowel het vraagstuk van ‘ontwikkeling’ als van ‘herverdeling’, maar heeft vooral last van culturele, emotionele en sociale drempels. Met intellectuele oefeningen alleen zullen we er niet geraken. En op systeemniveau is er nood aan een transitie door middel van o.a. het internaliseren van energiekost en andere kosten, dematerialisatie van de economie, technologische optimalisatie, lokale economische veerkracht, vervangen van energie uit fossiele bronnen door menselijke energie (en daarvoor willen betalen), en nog veel meer… Traditionele partijen, waaronder SP.a, kunnen het niet laten te concurreren op 'prijs' en zich weinig aan te trekken van 'kost' omdat hun electoraat niet van 'verlies, vermindering, verandering' houdt of van de 'juiste' prijs wil weten. Zowel het traditioneel socialisme ( inclusief het traditioneel syndicalisme), als het liberalisme (inclusief het neoliberalisme) zijn in hetzelfde bedje ziek. Namelijk een combinatie van 'historisch materialisme' en een soort humanisme, daterend uit de verlichting, dat mens boven de natuur plaats en de maakbaarheid van de mens voor ogen heeft. In die opvatting worden de keuzes aan het individu toegewezen, evenals de risico’s. Dat past in de beste liberale, individualistische traditie. Liberaal komt van Liberales, de vrij geborenen, en veronderstelt dat ieder zelf keuzes kan maken en daartoe ook de mogelijkheden en vaardigheden heeft. In werkelijkheid is niets minder waar. Net daarom heeft de overheid heeft de opdracht te waken over de risico's waaraan haar bevolking wordt blootgesteld. Dat is niet iets wat je de markt kan laten beslissen. En zal het licht uitgaan als we de kerncentrales sluiten? Neen, niet echt. Maar volgende spelregels zijn dan wel nodig: ‎1. de trias energetica respecteren ‎2. de vraag naar energie doen dalen, zowel direct als indirect. 3. Decentrale productie en consumptie van energie (smart grid) 4. energie afhankelijkheid verminderen door 'eigen' productie van alle hernieuwbare energiesoorten 5. een betere energiekeuze per toepassing 6. eco-efficiëntie en dematerialisatie van de economische activiteiten 7. een ander meerwaardemodel en dito betalingsbereidheid. En ik? Ik heb nu genoeg energie gestoken in de kernuitstap. Ik ga nog een beetje werken aan een betere wereld. Door te ondernemen op een energiezuinige, mens-intensieve manier.

maandag 18 juni 2012

Over coöperatief ondernemen

Een tijdje terug was ik als één van de coöperatief ondernemers te gast op een college en workshop voor studenten van het HUB in Brussel. Een studente stelde mij achteraf enkele vragen per mail, om haar examen voor te bereiden. Dat iemand die moeite doet, is op zich al positief en het gaf mij de kans om nog maar eens te reflecteren over De Natuurfrituur, de cvba vso die ik samen twee andere companen heb opgericht. De vragen zijn afgeleid uit de slides van Peter Bosmans van Febecoop. En de antwoorden zijn bijeen geschreven tussendoor. Vraag: De principes van de Internationale Coöperatieve Alliantie, zoals vrijwillige toetreding, democratische besluitvorming en economische betrokkenheid, blijken belangrijk voor het overleven, de competitiviteit en het succes van de coöperatie. Geldt dit ook voor De Natuurfrituur? Dit zit zeker in het DNA van De Natuurfrituur, maar zal pas echt relevant blijken als er een zekere schaalgrootte is. De Natuurfrituur richt zich expliciet op verschillende bronnen van kapitaal, en primair naar ‘burgers’ , net om de economische betrokkenheid te combineren met democratische besluitvorming (vele kleine aandeelhouders). Een van de beoogde effecten van deze werkwijze is de lokale verankering van productiemiddelen, en dus lokale economische veerkracht, tegen de falende globalisering in, met name in de markt van landbouw en voedsel. Het is wel zo dat De Natuurfrituur zich nog niet heeft laten erkennen door de Nationale Raad voor Coöperaties, omdat dit in een eerste fase nog niet aan de orde en te weinig meerwaarde vertegenwoordigd. Vraag: ICA draagt bij tot innovatie van teams en het vinden van een innovatieve manier om sociale doelstellingen te bereiken (manier van communiceren, creatieve cultuur,...) Welke (sociale) innovatie kenmerkt De Natuurfrituur? De belangrijkste vorm van sociale innovatie is het herdenken van de arbeidsdeling. Daarnaast is het verhogen van de betalingsbereidheid bij de eindconsument een belangrijk element om meer ‘toegevoegde waarde’ te creëren op de arbeid, en dus niet alleen in te zetten op ‘productiviteit’ die soms job vernietigend werkt. Vraag: Hoe draagt De Natuurfrituur bij tot het oplossen van sociale problemen? Arbeid is niet alleen iets wat men doet omdat men een inkomen nodig heeft. Arbeid verleent ook identiteit en is zingevend. Met name in de zogenaamde ‘ongekwalificeerde’ arbeid is er te weinig aandacht voor erkenning, financieel maar ook door sociale waardering of een VTO beleid, voor mensen die werken in jobs zoals vuilnisman, postbode, buschauffeur, poetsvrouw, horeca medewerker, etc. Daar tegenover staat dat heel wat mensen weinig ervaring hebben met ‘arbeid’ en wat dit met zich meebrengt: oplossingen vinden voor de combinatie werk en gezin, relaties op de werkvloer met collega’s en leidinggevenden, arbeidsattitudes, etc. Dat komt omdat er ondertussen een derde generatie (kansarmen) is die opgroeit zonder verband tussen ‘inkomen’ en ‘georganiseerde, erkende arbeid’. Dat betekent ook dat heel wat abstracte concepten zoals betaald verlof, pensioenopbouw of ‘saldo van belastingen op loon’ hen onbekend zijn. We merken dat mensen die zich erkend weten door het hebben van een rol, een titel en een loon, zelf ook meer burgerschap aan de dag zullen leggen. Maar we weten ook dat niet het niet voor iedereen is weggelegd om individueel en autonoom het leven vorm te geven, alle keuzes en risico’s zelf te dragen en over alle vaardigheden te beschikken die nodig zijn om dit complexe leven aan te kunnen. Wij bieden dus niet alleen werk, maar ook een stuk begeleiding en doorverwijzing voor hen die hulp nodig hebben en er voor open staan. Het verhaal dat ik vertel klopt, maar de dagelijkse praktijk is minder glamoureus en vooral heel 'vettig'. Gisteren heb ik maar liefst zes uur 'afgewassen'...

vrijdag 1 juni 2012

Ik ben walgelijk zelfstandig...

Onderstaand gedicht van Annie MG Schmidt illustreert heel treffend mijn dagelijks dilemma ;-) Ik ben zo onafhankelijk. Ik ben ontzettend handig. Ik dop mijn eigen boontjes. Ik ben walgelijk zelfstandig. Ik kan mijn eigen giro’s doen. Ik repareer de klok. En ik herstel een stopcontact. En krijg niet eens een schok. Ik weet wat een obligatie is. En timmeren kan ik ook. Ik ben niet bang voor inbrekers. Ik neem gewoon een pook. Ik sta op mijn eigen benen. Ik kan op mijn tellen passen. Ik ben zo evenwichtig. Ik ben vreselijk volwassen. Maar soms dan lig ik 's nachts een poosje wakker. En denk: oh was ik maar een beetje zwakker. Oh was ik maar een kleine zwakke vrouw die steun zoekt bij een grote sterke man. Oh was ik maar een kleine zwakke vrouw, zo'n hulpeloos klein wezen dat helemaal niks kan. Ik wou zo graag eens huilen met mijn hoofd tegen een jas. Ik wou dat ik afhankelijk en heel erg zielig was. Ik had nooit iemand nodig en waarom denk ik nou: Oh was ik maar een kleine zwakke vrouw. Ik kan een plug slaan in de muur wanneer we gaan verhuizen. Ik stem altijd op Koekoek en ben niet bang voor muizen. Ik weet wat een carburator is en waar hij zich bevindt. Ik maak de schrijfmachine en raak niet verward in het lint. Ik rij veel beter dan een man. Ik kan een band omleggen. En hoe je moet parkeren, dat hoeft niemand mij te zeggen. Ik ga alleen op reis. Ik ga alleen naar het theater. Ik ben een evenwichtig mens. Dat zegt mijn psychiater. Ik ben niet bang voor slagen en voor dreunen. Maar soms wou ik zo graag op iemand leunen. Oh was ik maar een kleine zwakke vrouw die steun zoekt bij een grote sterke vent. Oh viel ik maar gewoon een keertje flauw met scènes en migraines en vreselijk verwend. Ik wou zo graag eens zeggen: schat ik kan dat niet zo goed. Ik wou dat hij dan zei: Ik zal je leren hoe het moet. Ik hoefde nooit bescherming en daarom denk ik nou: Oh was ik maar een kleine zwakke vrouw. (Annie MG Schmidt)

donderdag 17 mei 2012

Het persoonlijke en het systemische van de arbeidsmarkt

Hoewel er een systematische uitsluiting is van bepaalde profielen in de arbeidsmarkt omwille van allerlei gepercipieerde HR risico's, is het goed ook te kijken naar de eigen verantwoordelijkheid waarom de 'match' niet tot stand komt. Het is immers nodig om helder te krijgen of iemand niet terecht kan op de arbeidsmarkt en waarom. Daarmee kan je dan van woede evolueren naar een meer constructieve, maar toch ook kritische, aanpak. Dat ondertussen de uitkeringen veel te laag zijn om een menswaardig bestaan te hebben, hoeft geen betoog. Ook het beleid is het daar mee eens, want je wordt niet verondersteld daarvan echt 'te leven', eerder te overleven in afwachting van beter. Men kijkt dus naar werkloosheid als een transitioneel, conjunctureel gegeven en niet als iets structureel, wat het in een relevant aantal gevallen wel degelijk is. Maar het individu zit natuurlijk ook in een tweestrijd: erken je dat je structureel in de werkloosheid zit omdat je niet past in de huidige arbeidsmarkt, dan heb je ook voor jezelf gefaald. En als je wel wil / kan passen in de arbeidsmarkt, dan is er de voortdurende vraag hoe men dat dan vol kan houden, en voelt het als verraad tegen het eigen zijn. Of samengevat: moet ik plooien naar het systeem, of eigenzinnig arm zijn? Beide keuzes zijn valabel, als ze maar bewust gemaakt worden en er een levensstrategie van komt. Als individu is het belangrijk een positie in te nemen en een eigen levensproject te hebben. En te kijken naar de mogelijke gevolgen (en kansen!) en in te schatten hoe je die gaat dragen. Het ook het verschil tussen interne en externe locus of control. Alsof het systeem bepaalt hoe jouw leven eruit ziet. Het systeem bepaalt de randvoorwaarden, en het is aan het individu om daar mee om te gaan en richting te kiezen. Dat vervolgens 'het systeem' gebaseerd is op een ideologie en een mensbeeld waar ik niet achter kan staan, is een andere dimensie van het probleem. Een politieke dimensie die zowel door politiek werk als in het stemhokje wordt beslecht. En daar wringt het schoentje: de burger is behoorlijk dubbel als het op plichten en rechten aankomt. De burger wil helemaal niet betalen voor 'de anderen' omdat die burger vindt dat hij of zij zelf teveel moet 'lijden'. Tenzij diezelfde burger aan de andere kant komt te staan... Het solidariteitsbeginsel is absoluut niet verworven in de huidige samenleving en dat valt te betreuren. Maar wat doen we dan zelf met dat gegeven? Hoe richten we, als linkse rechtvaardigheidsdenkers, zelf ons leven in? En als werkzoekende? Hoe ga je bewust om met zowel de eigen beperkingen en mogelijkheden als het arbeidsmarktparadigma? En wat met de afwijzingen? Een mens kan slechts een beperkt aantal afwijzingen aan zonder dat het wezenlijk het zelfbeeld aantast... Ik begrijp de frustratie, maar het is te eenvoudig om een spelletje David tegen Goliath te spelen...

woensdag 2 mei 2012

Lonen drukken of betalingsbereidheid verhogen?

Johan Van Overtveldt is hoofdredacteur van Knack en schrijft in zijn column: "Het gevolg van een wettelijk opgelegd minimumloon is dan ook dat het de kans op een job voor een niet of nauwelijks geschoolde drastisch vermindert. Hoge minimumlonen zijn één van de mechanismen die minder geschoolden in de langdurige werkloosheid dringen." Ik weet niet of deze heer van stand ooit kansarmen en laaggeschoolden van dichtbij heeft meegemaakt, laat staan dat hij iets weet van de verhouding tussen productiviteit en loonkost van deze medewerkers. In zijn pleidooi laat hij gemakshalve een aantal aannames ongemoeid. Bijvoorbeeld dat laaggeschoolden nooit echt hun loonkost waard zijn, gezien de noodzaak om een minimumloon in te stellen. Niets is minder waar. Wat wel waar is, is dat een arbeidsdeling die beter afgestemd is op de aanwezige vaardigheden en competenties quasi onbespreekbaar is. En dus de medewerker slechts zo rendabel is , als de omgeving het toelaat. Zo gaat veel energie en kwaliteiten van laaggeschoolde medewerkers verloren. Een andere aanname is dat de 'kost' de grootste drempel vormt voor aanwerving / retentie van laaggeschoolden. Niets is minder waar. Zelfs al biedt men aan de werkgever deze groep medewerkers aan aan sterk verminderd tarief, worden ze amper toegelaten tot de werkvloer. Ze zijn 'wandelende gepercipieerde human resources risico's' en brengen volgens de meeste werkgevers zoveel meerkost met zich mee voor het HR departement, dat het sop de kool niet waard zou zijn. Het is dus niet het 'rationele' argument van kost (versus productiviteit) maar een subjectief argument, namelijk dat men hen niet graag ziet als deel van en deelnemer aan de bedrijfscultuur. Tenslotte wordt ook de kost versus de verschillende soorten meerwaarde niet echt juist verrekend. Bijvoorbeeld is het van grote maatschappelijke waarde dat zoveel mogelijk mensen een job hebben, duurzaam werk zonder precaire omstandigheden, want dat is belangrijk voor de sociale rust en het investeringsklimaat enerzijds en anderzijds is arbeid identiteitsverlenend voor de personen in kwestie maar eigenlijk voor iedereen. Die sociale meerwaarde, en de eventuele verminderde productiviteit, respectievelijk de hogere 'overhead', kan gefinancierd worden met algemene middelen en op die manier de kost voor de werkgever - case by case - verminderen. De overheid is niet de vijand, maar een mogelijke partner in deze. Daarbij is het niet nodig afbreuk te doen aan de minimumlonen, maar kan de totale loonkost verminderen. Want inderdaad, de belasting op arbeid is te hoog, die op energie en kapitaal te laag. En tenslotte is er de rol van de consument en de betalingsbereidheid in de markt. Door steeds weer en bijna uitsluitend op prijs te concurreren, blijft de druk op milieu, het Zuiden en de laagste regionen van de(Europese)arbeidsmarkt groot. Dat heet 'afwentelen van kosten' of 'niet internaliseren van kosten'. Daarom is het voedsel, de energie en vooral 'vliegen' veel te goedkoop. Dat geldt ook voor manuele, ambachtelijke en laaggeschoolde arbeid. Als ik mijn "tartaar" voor De Natuurfrituur laat maken door iemand die met mechanische middelen zeven ingrediënten verwerkt tot een heerlijke saus, dan is die saus duurder. Maar die prijs vertegenwoordigt ook de meerwaarde die dat met zich meebrengt: olie/stroom vervangen door menselijke arbeid en voedingsvezels die intact blijven omdat er geen grote krachten worden op uitgeoefend op het voedsel door krachtige machines. Iedereen wil als werknemer goed de kost verdienen. De meeste burgers willen toch enigszins rechtvaardigheid, maar als consument willen we voor dat alles nauwelijks betalen. Laten we dus niet verder druk uitoefenen op de laagste regionen van de arbeidsmarkt, maar vooral de betalingsbereidheid in de markt verhogen en de verborgen kosten zichtbaar maken, internaliseren en verrekenen op een transparante manier...

vrijdag 20 april 2012

Beste Fons Leroy, beste Lenny Dewindt…

Als antwoord op een brief van Fons Leroy (en 1 reactie daarop) die antwoordt op een brief van Jan Blommaert, via het medium De Wereld Morgen, schreef ik ondestaand briefje…

De VDAB is een veelheid aan mensen, diensten, doelstellingen en structuren. Er is niet zoiets als dé VDAB. Dus verwijten dat niet iedereen er als Fons Leroy bijloopt is flauw.
Ik geloof wel in de verplichting om sollicitatietraining te volgen, zij het dat het niet altijd even goede invulling krijgt. Mensen, heel veel mensen, hebben een 'slecht' beeld van hun sterktes en zwaktes. Meer nog, onze cultuur staat bol van het 'bestrijden van zwaktes' en het 'overwinnen van beperkingen', wat vaak een negatieve strijd is. Dat zijn diepe mechanismen , deels door de samenleving en deels door eigen overtuigingen bepaald, die ervoor zorgen dat mensen zelf niet toekomen aan de voor hen 'juiste' plaats op de arbeidsmarkt vinden. Ik geef regelmatig 'les' aan verschillende groepen studenten en telkens valt mij op hoezeer de opleiding dient om aan een sociaal-economische statut te voldoen, meer dan inhoud van de opleiding of de beroepsfinaliteit. Wij zijn immers sociale dieren, en willen graag voldoen aan sociale verwachtingen in de verwachting gewaardeerd te worden. En waardering drukt zich nu eenmaal in loon uit. Ik ben er dus ook gerust in dat de meeste hoger opgeleiden wel een baan vinden, tenminste als ze een beetje realistisch worden in wat ze 'echt' aankunnen.
Anderzijds neemt de arbeidsmarkt geen enkel risico. Aanwervingsprocedures zijn er om risico's te filteren. En dus werft men vaak 'middelmaat' aan. En dat is op zich niet slecht. Maar heeft voor gevolg dat sommige mensen eerder arbeidsmarktongeschikt zijn, en niet arbeidsongeschikt. Omgekeerd weten heel wat werknemers niet wat het verband is tussen hun loon, hun prestaties en de meerwaarde die ze al dan niet creëren die dat loon verantwoordt. De druk op mensen met een beperkte ontwikkelbaarheid, en dat zijn er zo'n 100.000 als ik de VDAB mag geloven, komt dus niet alleen van de arbeidsmarkt zelf, die steeds hogere eisen stelt en steeds meer onnodig achter witte raven zoekt, maar ook van de gemeenschap zelf, die niet langer de vuilnisman, buschauffeur of huishoudhulp als waardevol waardeert door sociale erkenning. 'Beperkt ontwikkelbaar' betekent niet 'minder waard, minder mens of minder waardevol'. Dit betekent dat we zelf moeten afstappen van de gedachte (uit de verlichting,het humanisme) dat de mens de opdracht heeft om altijd 'meer mens' te worden, zich te verheffen tot rationele wezens. Zo werkt dat dus niet, hé. Je moet de beperkingen van mensen heel helder durven benoemen (ook al liegt de mens graag tegen zichzelf als coping), die gevolgen ervan 'managen' maar de beperkingen niet proberen opheffen (dat is een negatieve strijd die men in sé niet kan winnen) maar inzetten op het 'empoweren', het bekrachtigen en het ontwikkelen van de talenten die er wel zijn, de sterktes dus. Dat is het persoonlijk aandeel binnen het arbeidsmarkt dilemma. En het structuur aandeel is dat we heel anders moeten omgaan met arbeidsdeling en jobcreatie. We, als werkgevers, zullen moeten leren anders taken te groeperen rond aanwezige talenten, oog te hebben voor (kans)armoede op de werkvloer, voor diversiteit, en voor het feit dat de vergoeding voor andere productiemiddelen versus de vergoeding voor arbeid is scheef gegroeid. Gebruik de 'theory of constraint' om te weten waar productiviteit cruciaal is voor het hele proces en organiseer het werk anders, en toch binnen een gezond business model.
En aan wij allen: laten we het wij/zij denken verlaten, het leidt alleen tot oorlogen, conflicten, uitbuiting, psychologisch en sociaal geweld. En wie veel geweld ondervindt, wordt geweldadig. Want het geweld plant zich voort met steeds meer kracht, in steeds meer vormen. En het arbeidsmarktparadigma zit vol van alle soorten 'geweld'...

zaterdag 14 april 2012

Verkiezingen en een tekort aan democratie…

Telkens opnieuw lees ik de vox populi, onder andere via Facebook. En alhoewel het me zodanig fascineert  dat ik het niet kan nalaten te lezen en te schrijven via dat kanaal, besef ik heel goed hoe beperkt en ook wel beperkend dat kan zijn.

Een tijdje terug zag ik hoe Jan Peumans, voorzitter van het Vlaams parlement en ook NVA’er, geld doneert aan een Boedhistische gemeenschap ergens in BelgIë. Eerst vond ik het beetje vreemd, maar dan zag ik hoe ook deze mens meer dimensies heeft dan een publiek imago laat uitschijnen. En voor mij was de kous af. Maar toen ik een lange lijst van commentaren vond op een post over dit fait divers, kon ik niet nalaten te reageren. Die reactie leest als volgt:

De achterdocht waarmee een stukje informatie wordt bejegend, duidt wat mij betreft op hevige gevoelens van 'tekort gedaan worden door het leven' . En dus moet er een externe vijand gevonden worden, iemand die de belichaming vormt van die ene inhoud waar men tegen is.  Kunnen jullie nu echt niet voorbij het anekdotische kijken?
Er is iemand die zegt dat hij teveel verdient, en toont hoe hij geld schenkt. Je kan voor of tegen schenken zijn, voor of tegen het doel waaraan hij schenkt, voor of tegen die persoon en voor of tegen zijn beroep en het daarmee gepaard gaan inkomen. Allemaal anekdotiek!

Wat is de echte betekenis van dit stukje informatie. Met welk mens- en wereldbeeld bekijk jij die informatie? En welk mens- en wereldbeeld wordt met die informatie 'gepromoot'? En wat is het verschil tussen die twee? Een rabiate houding jegens een of ander fenomeen duidt vaak op een 'afrekening' met één van de thema's uit het eigen leven  of duidt op beperkte denkkaders waardoor de complexiteit van het leven onbegrijpelijk blijft. Dat is geen verwijt aan deze of gene, maar een vaststelling waaruit we lessen moeten trekken. Want het rabiate, diepgewortelde, irrationele en emotionele van de denkschema’s ondermijnen het democratisch gehalte van democratie en bepalen het irrationele stemgedrag, met alle wanverhoudingen vandien... En dat zullen we voelen in het najaar.

zondag 25 maart 2012

Armoede afschaffen?

Steeds opnieuw klagen bezorgde, linkse burgers armoede en dakloosheid aan op een manier waarbij men erg hamert op de rol van overheden en instituties. Maar zowel de mensen in armoede zelf als individuele burgers hebben ook een verantwoordelijkheid op te nemen. Bovendien zit in die 'staatsbenadering' onderhuids een 'wedstrijdje om ter armst'. Want hoe armer, hoe meer schrijnende ellende, hoe meer hulp je kan uitlooken. Maar je kan niet streven naar het 'afschaffen' van armoede omdat je dan eigenlijk ook de armen moet 'afschaffen' en hun bestaansrecht (en hun levensvorm) ontnemen. Juist door die leefvorm te respecteren, kan je van daaruit vertrekken. Er zijn ook daklozen die er (nog) niet aan toe zijn om niet dakloos te zijn. Dat kunnen wij, vanuit middenklasse denkkaders en 'linkse' waarden erg vinden, maar toch moeten we accepteren dat de wereld er niet uitziet zoals we willen, in een estetische vorm die ontdaan is van de lelijkheid van armoede.
Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat 'mensen het zelf zoeken'.
Dakloosheid en thuisloosheid zijn schrijnende fenomenen, met een waaier van redenen, oorzaken en mechanismen die spelen. In de hulpverlening is het nooit goed om generiek in te zetten op het bestrijden van een fenomeen, terwijl het eigenlijk moet gaan over de mechanismes achter die fenomenen.
Een andere valkuil is die van de 'aangeleerde hulpeloosheid'. Die wordt versterkt door de relatie met mensen, ook met daklozen, niet wederkering te maken. Concreet betekent dit dat je mensen aanspreekt op hun probleemoplossend vermogen of dat je dat minstens bevraagt. Ik ga niet mee in de houding van mensen met een 'externe locus of control'. Je kiest inderdaad niet de omstandigheden, maar wel hoe je daar mee omgaat. En indien de kansarmoede van iemand op alle dimensies zeer groot is, disfunctioneel groot, moeten mensen vooral beschermd worden tegen de onmogelijkheid om het leven zelf vorm te geven en tegen het veroorzaken van grote maatschappelijke kost. Er is inderdaad een groep mensen die, tijdelijk of permanent, niet in staat is om keuzes te maken en waarvoor dus deels de ultieme individuele keuzevrijheid niet geldt. We moeten de dingen beter benoemen, en niet louter -vrij sentimenteel- kijken en klagen over de 'lelijkheid' van armoedefenomenen zoals daklozen in het station.
We kunnen de armoede niet afschaffen, maar wel een bijdrage leveren door zelf meer en beter te delen wat we hebben en mensen echt te ontmoeten...

woensdag 21 maart 2012

Over geld… nog een keer

Een Facebookfriend meldt vandaag dat er binnenkort een Iers referendum komt over het Soberheidsverdrag, maar niet over het ESM-verdrag ( het monetair fonds dat de euro moet ondersteunen) hoewel beide gekoppeld zijn. Een land dat het Soberheidsverdrag niet tekent kan immers geen geld trekken uit ESM. En de vraag die daaruit volgt is ‘welk geld zit er in dat Europees fonds? Het fonds bestaat uit zowel kapitaal als waarborgen en elk land van de Unie wordt verplicht daaraan bij te dragen. Maar met welk geld komen de landen hun verplichtingen na?

Zowel voor de waarborgen als (hopelijk) in mindere mate gaat het hier niet over geld waar nu waarde tegenover staat, en dus ‘verworven’ is, maar geld dat ontstaat uit de toekomstige (meer)waarde en/of een toekomstig terug betaalde schuld. Het is dus een macro-economische voortzetting van een economie gebaseerd op schuld, die de volgende generaties moeten betalen. Als dat op die manier niet zou gebeuren, en je zet alle geld af tegen een inventaris op een welbepaald moment van alle waarde in de reële economie, dan zou blijken dat we, ruw geschat, drie tot vier keer meer geld in omloop hebben dan de waarde die er werkelijk is. Dat heet 'monetariseren' van de economie om de consumptie gaande te houden om zodoende de groei aan de productiekant gaande te houden. Maar de echte kost van arbeid en grondstoffen worden niet betaald door consumptie. Die worden afgewenteld op het collectief of gefinancierd met schulden, dus verschoven naar de toekomst. Net zoals het beurskapitalisme steeds moet opschuiven naar nieuwe locaties of toekomstige tijd, doet het monetaire dat op haar beurt ook. Tot er geen terrein meer is om te hypothekeren en niemand nog gelooft dat er zoveel waarde in de toekomst ooit zal ontstaan, en al helemaal niet biinnen de termijn van de schuldpapieren. Er is niet één ‘crash’ maar een systeemcrisis die zich toont als een langzaam krakend, barstend , instortend huis. Kamer na kamer. En telkens loopt iedereen naar de volgende kamer, in de hoop dat die kamer niet instort . Zo wordt de illusie gaande gehouden…

Ook de consumptiekant heeft een grote verantwoordelijkheid in dit verhaal...Maar dat is voor een andere keer.

maandag 19 maart 2012

Kansarmoede op de werkvloer

De meest opvallende kansarmen leven in een abjecte armoede: daklozen, thuislozen, vluchtelingen, etc. Ook een deel van de zogenaamde generatiearmen vallen op door zowel uiterlijke tekenen van armoede als door hun gedrag. En alhoewel generatiearmen geassocieerd worden met de autochtone bevolking, moeten we vast stellen dat armoede steeds meer ‘gekleurd’ wordt.

Maar naast die bijna 19de eeuwse versie van armoede zijn er ‘moderne’ vormen van armoede die minder zichtbaar is, maar daarom niet minder schrijnend. En omdat de wereld ondertussen complexer is, draait het niet langer om materiële armoede of een tekort aan inkomen. We kunnen beter spreken over kansarmoede, met alle gelaagdheid die daar uit voortvloeit.

Aan de onderkant van de arbeidsmarkt vind je een kluwen van verschillende groepen ‘arme’ mensen, en verschillende dimensies van kansarmoede bij die mensen.  Zowel de generatiearmen, de nieuwkomers en migranten, de zogenaamde nieuwe kansarmen  drummen zich een weg naar werk, uitkering, interimarbeid, informele economie of erger… En dan is er nog het precariaat die net aan de andere kant van de kloof op de rand leeft!

Het zijn ook welbepaalde sectoren die te maken krijgen met die groepen kansarmen. Want horeca, bouw, logistiek, poetsdiensten en sommige teelten hebben nu eenmaal jobs die voldoende ‘generiek’ zijn om er een waaier van mensen in te werk te stellen. Anderzijds is het moeilijk om met de arbied veel meerwaarde te creëren, ook al zijn de lonen nog zo laag. En dat laatste is meteen ook het probleem, zowel om mensen te vinden als ze te houden.

Daarom is het goed om te bekijken hoe werkgevers beter kunnen omgaan met kanarmoede op de werkvloer. Zowel in de fase van werving, onthaal als retentie kunnen we nuttige tips geven hoe een werkgever in zijn beleid kan rekening houden met kansarmoede, met alle diversiteit van verschijningsvormen vandien. Meteen een oproep om diversiteitsplannen te ontwikkelen waarin dit geïntegreerd is, en niet ad hoc een beetje hulpverlener te spelen voor werknemers die het moeilijk hebben.

In de komende maanden gaan we werken aan een instrument ter introductie van zo’n beleid voor personeelsverantwoordelijken en KMO ondernemers….

woensdag 7 maart 2012

ecologisten kunnen het marketing bashen niet laten...

Steeds opnieuw lees ik dat we om het consumentisme te bestrijden, reclame - en bij uitbreiding en als synoniem gebruikt - marketing moeten verbieden. Daarom nog een keer een reactie op al dat 'marketing bashen' van goedmenende maar oh zo anecdotische ecologisten...
Marketing is een toolbox die op zich niet ‘ethisch’ geladen is, maar natuurlijk wel een deontologische code heeft. Dat instrumentarium kan je dan ‘ten goede’ inzetten. Of liever, elkeen kan dat inzetten voor datgene wat hij of zij wil verkopen aan anderen. Dat gaat over goederen en diensten, maar ook over ideeën, donaties voor goede doelen, beleid of nieuw gedrag. En verkopen betekent overigens niet altijd een prijs betalen in euro’s , maar ook een ‘prijs’ betalen (inspanning doen) op emotioneel, sociaal of zelfs fysiek vlak. Bijvoorbeeld door van vervoersmodus te veranderen en de fiets te nemen in plaats van de auto.
Marketing is absoluut niet hetzelfde als reclame, laat staan massamediale communicatie. In tegendeel, een goed marketingplan of op zijn minst strategisch nadenken over marketing levert juist veel ecologische (en economische) winst op. Want we weten onderhand dat massale reclame steeds minder oplevert, althans buiten sommige FMCG om. FMCG staat voor Fast Moving Consumer Goods. Dat is wat consumenten te zien krijgen, tot treurens toe. En kopen, tot treurens toe. Maar dat is eigenlijk maar één soort praktijk van wat een heel breed vakgebied is.
Ik ben zelf marketingmens, met als missie ‘duurzame marketing van duurzame consumptie en productie’en het spreekt vanzelf dat ik leef (ook als mens) naar wat
ik preek. Of liever, ik preek over mijn leven, denk ik.
Ooit begon dat als activist, dan als vormingswerker en uiteindelijk als marketeer. Ik ben bezig met – het liefst zo slim als die anderen die al dat andere verkopen-mijn ‘waarheid’ te verkopen. Een van de resultaten van mijn werk (maar niet alleen het mijne) is donderdag veggiedag. Dat is het (communicatie)resultaat van een lang proces en veel nadenken over de marketing van ‘vegetarisme’. Inderdaad, marketing!

Veel wezenlijker dan reclame (en daarachter goede of slechte marketing) is de vraag hoe het ‘beestje mens’ functioneert en waarom mensen de dingen doen die ze doen. Zodat we mensen kunnen verleiden om dingen anders te doen. Niet dat mensen aldoor rationele keuzes maken aan de hand van objectieve informatie, iets wat heel vaak gesuggereerd wordt dat ze zouden moeten doen. Vooral die 'anderen' dan...
Mijn marketing wil zo slim mogelijk zoveel mogelijk mensen verleiden tot nieuwe keuzes en daartoe de drempels, vaak intern en psychologisch van aard, weg te nemen. Reclame verbieden verandert niets aan de diepe mechanismen van menselijk gedrag en al wat dat met zich meebrengt. Er is een diepere oorzaak van consumentisme, en daar proberen op in te grijpen is de moeite waard. Het is ook letterlijk 'duurzamer'.

In elk probleem, ook dat van consumentisme, zit een ‘systeemverantwoordelijkheid’, maar ook altijd een ‘persoonlijk aandeel’. Willen we een transitie naar duurzaamheid, dan is het nodig om op vele dimensies (anekdotisch, organisatorisch en op systeemniveau) in te grijpen en voorwaarden te scheppen tot die veranderingen.
En dat begint met zelf te veranderen, te ervaren dat er vele keuzes zijn en dat kiezen ook positief is. Natuurlijk moeten‘systeemfouten’ worden aangeklaagd. Maar het systeem ligt niet buiten ons. Wij zijn het systeem. Het zit diep in ons. Dat veranderen op een ‘empowerende’ en democratische manier is niet zozeer een kwestie van ratio, argument of informatie maar veleer het ‘verleiden tot vrijwillige verandering’, en daar komt heel wat marketing bij kijken…

dinsdag 6 maart 2012

Utopie als vluchtheuvel

Er zijn nieuwe bewoners aangekomen in mijn huis. Engelachtig mooi zijn ze en ze zijn met drie. Eerst kwam de vader op bezoek, om kennis te maken. En om afspraken te maken: vrijwilligerswerk in ruil voor kost en inwoon voor hem en zijn gezinnetje. Enkele dagen later kwam hij aan, met bagage en dochter van drie. En de volgende dag kwam ook de moeder aan. Daar zitten ze dan, in de woonkamer. Drie kinderen eigenlijk, die amper met de voeten de grond raken en voortdurend lijken te vertoeven in hogere sferen, boven de lelijkheid van het triviale verheven. Een wonderlijk schouwspel, ook in de dialogen onder elkaar, wat mij eerst doet glimlachen maar mij ook zorgen baart.
Ik las tussen de lijnen van het voorafgaand mailverkeer toch een hoge nood. Na een jaartje 'rondreizen' zou het gezin terug in België willen wonen,stond er. Maar er bleek geen woonst voorhanden, en eigenlijk ook geen centen. En zelfs niet echt een 'statuut'. Hoe begin aan zoiets? Hoe kan iemand die is gevlucht uit het eigen bestaan, terug voet aan wal krijgen in het vaderland?
Dus heb ik hen aangemaand om echt te landen, om terug deel te nemen aan de samenleving in geven en nemen. Door te wonen, te werken, hun kind naar school te brengen en zichzelf te scholen. En door niet telkens weer te vertrekken in de zoektocht naar de Utopie, als vluchtheuvel, wanneer het leven een spiegel voorhoudt die ook schaduwkanten toont.
Het is voor mij een behoorlijk intensief experiment en het zal niet te lang mogen duren. Maar interessant - zijn tussen de zijnden- is het wel...

zaterdag 3 maart 2012

De Demos en het Plebs.

Ik las ergens: “Populisme heeft andere oorzaken (dan stemplicht). Veel kiezers zijn gefrustreerd en bij gebrek aan politiek en historisch inzicht zijn zij bereid rattenvangers een kans te geven”. Bij gebrek aan politiek inzicht?  Alsof je van de meerderheid van de bevolking ' politiek inzicht' mag verwachten?

Dat is pas elitair! Het vertrekt vanuit een soort verlichtingsdenken' , wat voor gevolg heeft dat er minder 'mensgeworden' mensen en 'betere, meer mensgeworden mensen' zijn. Nietsche is niet veraf. Zoals ik al eerder schreef.

Neen, ik pleit voor meer en beter populisme (cfr. David van Reybroeck) enerzijds en een 'empowerment' van individuen anderzijds. Concreet houdt dit in dat we een eenvoudig , simpel links discours nodig hebben dat het volk aanspreekt (electoralisme en politieke marketing).
Maar ook meer actief burgerschap bij het 'plebs'. Plebs staat hier tegenover demos. Demos is het volk dat deelneemt aan de democratie en zich 'burgers’ mag noemen. Het plebs is het volk dat niet aan de democratie deelneemt maar wel aan het maatschappelijk verkeer. De slaven namen aan geen van beide deel, omdat ze er niet werden toegelaten. De 2% van de bevolking die dakloos, thuisloos en/of ‘illegaal’ zijn de hedendaagse versie van slaven. 

Ik pleit er voor om meer plebeërs te laten oefenen in burgerschap , niet verplicht maar hen daartoe te verleiden door middel van een welgebrepen eigenbelang. Omdat dit tijd en geld kost, moet dus eerst via electorale weg het middenveld, die dit moet doen, verkocht worden aan het electoraat. Maar omdat datzelfde middenveld de connectie met het plebs amper kan maken, schaft het volk via het stemhokje zijn eigen emancipatiorische instrumenten af.
Behoren tot de demos levert niet alleen status op, maar brengt heel wat plichten en verantwoordelijkheden met zich mee.

Democratie is maar zo sterk als zijn zwakste schakel, namelijk dat deel van de bevolking waar niet langer vormen van democratische relaties voorkomen. Omdat het brood en spelen gehalte, dat burgerschap grotendeels zou vervangen,  doorgeschoten is en ecologisch niet langer vol te houden is, blijven velen verweesd achter met een 'leegte' die veel angst, woede en machteloosheid genereert...

En dat reageert het volk af op… het volk. Hoe langer we wachten met een alternatief te bieden waarin mensen zich kunnen herkennen en zich erkent weten, hoe meer de distopie om zich heen grijpt. Mijn mentaal beeld verplaatst zich van de les Oud Grieks naar Mad Max. Ik doe er alles aan om aan dat scenario niet te moeten deelnemen…

dinsdag 21 februari 2012

Er is een uitweg en die maak je ook zelf!

Er is geen uitweg, er is geen hoop! Dat stond er te lezen naar aanleiding van de toekenning van een noodlening aan de Grieken. Volgens mij, en misschien nog een handvol mensen, is er wel een uitweg voor de Grieken. Let wel, dat is niet hetzelfde als de Griekse staat!

Even een breder kader schetsen. Dat mag ook eens, naast alle emotie en anekdotiek. Griekenland heeft als staat gekozen om vooral consumptie te stimuleren om GDP te laten groeien. Dat hebben ze gedaan met geleend geld. Dat heet ‘monetariseren’. Dat geleend geld heeft o.a. gediend om massaal veel overheidsjobs te betalen. Dat zijn ‘kosten’ en het resultaat is dat er geen ‘economische meerwaarde’ ontstaat.
De Grieken zijn zelf amper eigenaar van hun productiemiddelen, er zijn ook te weinig productiemiddelen en de productiemiddelen zitten heel erg geconcentreerd bij enkele families/ondernemingen. Er is, volgens de eigen wetmatigheden, in Griekenland geen marktwerking mogelijk (voor productiemiddelen)!

De Griekse Jan Modaal werkt veelal voor een overheid die omwille van haar voortdurend tekort aan inkomen (door zowel te weinig belastingen te innen maar ook vanwege een tekort aan economische meerwaarde om belastingen op te heffen) dit alles betaalde met leningen. Leningen zijn een voorafname van een toekomstig inkomen. Als dat toekomstig inkomen eerder daalt dan stijgt, dan ga je failliet. Als staat, wel te verstaan. Dat betekent: uw overheidsapparaat gaat failliet, en daarmee de organisatie van uw samenleving. Maar daarmee is de bevolking niet ‘failliet’. Alleen zijn ze zich daar niet eens van bewust. Niet in het minst door het ontbreken van ondernemerschap en het gebrek aan toegang tot productiemiddelen voor KMO ondernemers.

Tot zover de Griekse staat. En wat met de Grieken? En in het verlengde daarvan: wat men ons?  Als de Grieken zelf niet failliet zijn, wat staat er hen te doen om te komen tot een leefbare dagelijkse werkelijkheid waarin ze nog kunnen consumeren?

Het eerste wat hen te doen staat is zelf produceren! En dus voorzien in eigen productiemiddelen. In de keuze van wat ze produceren, moeten ze eerst kijken naar de nabije afzetmarkten. In de keuze hoe ze produceren moeten ze inzetten op menselijke arbeid en niet op grote machineparken en aardolie. In de keuze van financiering en dus betaling van lonen, moeten ze ervoor kiezen hun (laatste) centen maar vooral hun bestaande productiemiddelen (materieel, materiaal) onder te brengen in coöperaties. En in tweede instantie moeten ze ook zelf lokaal en duurzaam consumeren. Dus juist meer betalen voor ambachtelijke kwaliteit, het aantal koopmomenten verminderen, veel behoeften niet monetair invullen en vooral de tijd nemen om dit alles te doen. Wat dat kunnen de Grieken wel, tijd nemen om iets te doen. Het is hun duurste goed. En omdat hun werktijd niet langer degelijk vergoed wordt, kunnen ze maar beter hun tijd steken in produceren van echte meerwaarde, iets waarmee ook een overheid wordt gefinancierd via belastingen op die meerwaarde, en het duurzaam consumeren van die meerwaarde.

En dat alles kan gewoon in euro’s. Vandaag al. Onder de Griekse zon, dichtbij de blauwe zee of in een olijfboomgaard of ergens in een volkstuin in de stad. Stedelingen, trek naar de oma’s op het platteland en leer terug produceren, niet alleen in voeding maar ook vele andere ambachten…

En ja, bovenstaande geldt dus ook voor als allemaal…

maandag 20 februari 2012

Wat is werk? En wat is loon?

Loon naar werken, is een oud gezegde. Maar zowel loon- als verworven recht van de werkenden-, en  werk –ook als plicht voor de niet werkenden – is dringend aan nieuwe definities en nieuwe verhoudingen toe…

Loon(kost) staat in verhouding tot de meerwaarde die ontstaat én gecapteerd kan worden. Daarnaast worden mensen betaald om 'taken van algemeen nut of algemeen belang uit te voeren', en die lonen leveren dus geen economische waarde. Je zou ze kunnen beschouwen als 'overhead' kosten. Maar ze zijn wel noodzakelijk voor de organisatie van onze samenleving. Nu is het zo dat de meeste loontrekkenden, los van sectoren of statuten, niet weten hoe of in welke mate ze hun eigen loonkost 'terug verdienen', m.a.w. wat de relatie is tussen kost en opbrengst van hun arbeid. In het geval van 'non profit' jobs zou dat de relatie tussen kost en 'sociale, maatschappelijke' opbrengt/resultaat/impact moeten zijn.

In die zin vind ik 'loon' geen overvreemdbaar recht (omdat we het hebben, moeten we het behouden) en niet zozeer een vergoeding voor louter tijd, maar eerder een  “juiste” vergoeding voor het gepresteerde, zij het met een sociaal, ecologisch of economisch nut/meerwaarde en zonder te grote kost op de drie dimensies. En het is mogelijks ook een investering in de prestatie / resultaat dat nog gaat komen. Ik betaal overigens met plezier belastingen om voldoende lonen 'voor algemeen nut' te organiseren (hoeveel & hoe is een andere discussie).

Anderzijds is de basis waarop belastingen betaald (kunnen) worden steeds smaller terwijl er steeds meer ‘not for profit’ lonen betaald moeten worden, niet alleen via overheid maar ook via heel wat (gesubsidieerde) diensten en organisaties. Willen we dit als samenleving overeind houden, dan moeten we globaal meer belasten (en belastingen verschuiven) en/of not for profit  & overheid afbouwen. Nu pleit ik niet voor de afbouw van overheid of social profit. In tegendeel. Ik pleit voor meer transparantie in wat dit aan loonmassa kost en hoe dat eventueel anders kan.  Ik pleit hiermee ook op het voldoende innen van belastingen op ‘winsten’, zodat voor echte duurzame ondernemers meer ‘level playing field’ ontstaat.

Ik pleit ook voor meer vermarkting van 'not for profit' diensten, waarbij een gemengde financiering ontstaat, maar meer nog een meer match tussen vraag en aanbod. Ik pleit ook voor meer en betere meerwaardecreatie in het produceren van goederen en diensten, én het capteren  ervan. We moeten stoppen met concurreren op prijs en de burgers moeten meer willen betalen voor arbeid van hun nu arbeidloze buren. Want iedereen wil als werknemer een goed loon en dito koopkracht, maar als burger wil diezelfde mens niet veel betalen voor de ‘arbeid’ van anderen, laat staan voor de ecologische kost van productie en distributie. Een beetje incongruent is het wel…

Ik pleit voor meer lokale economische veerkracht waarbij burgers en lokale organisaties eigenaar zijn van de productiemiddelen. Ik wil het kapitaal verleiden zich anders te gedragen en af te stappen van een ROI die alleen door speculatie of uitbuiting kan onststaan. Maar ik pleit vooral voor een nieuw besef van de arbeid en de loonkost die in goederen en diensten zit, en dat dit in de prijs gereflecteerd mag worden. Want altijd  blijft er een relatie bestaan tussen loonkost en wie uiteindelijk waarvoor betaalt...

vrijdag 17 februari 2012

De Mallemolen vertragen

Het gaat er al een tijdje hard aan toe: de werklozen, de bijzondere jeugdzorgkinderen, de ziekenkastrekkers, de ocmw’ers… kortom iedereen die leeft van belastinggeld zonder duidelijk aantoonbaar ‘nut’ is kop van jut nu het solidariteitsbeginsel op de helling staat. Zelfs de ambtenaren, die ook leven van belastinggeld, worden uitgedaagd hun ‘nut’ te bewijzen. Want zoveel geld spenderen aan het collectieve, ten nadele van het individueel vermogen en dito keuzes, dat kunnen we ons niet langer ‘permiteren’, toch?

En na het langer werken debat, volgt het activeringsdebat. Nog een keer, en opnieuw, en opnieuw… de molen draait rond en rond. Steeds sneller draaiend, produceert de mallemolen een middelpuntvliedende kracht die steeds meer volk naar de marge zwiert. Steeds minder mensen zijn sterk genoeg, ook mentaal en intellectueel, om de voortdurende verandering, de toenemende complexiteit en de snelheid van dit alles aan te kunnen. En ten lange leste haken ze af. Ze klagen het systeem aan, terecht, maar gebruiken dit als excuus om niet meer in te zetten op eigen krachten en mogelijkheden. De drempels, de afwijzingen, de onzekerheden raken mensen zodanig dat ze zichzelf beschermen door de uitdaging niet meer aan te gaan, door zich steeds minder verbonden te voelen met anderen , met de samenleving. En soms ook de verbinding met zichzelf te verliezen. Het is daar dat slachtofferschap zich nestelt en mensen verlamt.

Wat mij opvalt, is hoe zwaar al die afwijzingen wegen op mensen en hoe weinig draagkracht/veerkracht sommigen hebben. Dat is geen verwijt, in tegendeel. Maar het zegt wel iets over hoe steeds meer mensen op één of andere manier 'kansarm' zijn , en daarmee de geboden kansen helemaal niet kunnen grijpen. Ik ben super goed geoefend in afgewezen worden en heb altijd voorspeld dat 'gewone middenklassers' dit nooit zouden aankunnen. En nu dat zich een precariaat vormt, zie je hoe steeds meer mensen niet langer voldoende 'mentaal uitgerust' zijn om alle afwijzing en onzekerheid enerzijds (naast de mallemolen) en alle complexiteit en risico's (op de mallemolen) nog te dragen en te verwerken. En ik zie ook hoe groepen van mensen zo snel mogelijk en zo veilig mogelijk van die mallemolen afwillen terwijl ze vragen dat de anderen het volhouden of meer moeten doen.

Misschien moeten we met zijn allen, op en naast de mallemolen, niet zozeer erop of eraf willen maar vooral werken aan een vertragen van die molen, zodat er minder ongelukken van komen...

maandag 13 februari 2012

Griekse tragedie of tragiek van een systeem?

Iedereen heeft een mening over Grieken, Griekenland, Europa en de banken. “Het zijn allemaal gangsters, meneer'” en “De Grieken hebben het aan zichzelf te danken”.  Dat komt overeen met twee grondhoudingen die ieder van ons wel eens hanteert. Systeemschuld ontslaat individu van verantwoordelijkheid en oplossing is de ene houding. Die houding is het gevolg van een ‘externe locus of control’. Het leidt vaak tot aangeleerde hulpeloosheid, het cultiveren van slachtofferschap. Dit denken staat voor het collectief schuldmodel, historisch te situeren in linkse kringen en grote maatschappelijke bewegingen zoals vakbonden.

De andere houding gaat uit van een individueel schuldmodel, waarbij bedoeld wordt dat ieder zelf verantwoordelijk is voor zowel ellende als succes en waarbij men appeleert aan een sterke wil en een ‘interne locus of control’.  Historisch gezien is dit te situeren in meer liberale kringen, bij ondernemers en andere ‘vechtertypes’ en bij mensen die vooral denken dat al die ellende hen niet kan overkomen omdat ze hun zaken goed op een rij hebben….

Natuurlijk is het een en/en verhaal, zoals altijd. Meer nog, oorzaak en gevolg, systeem en individueel handelen liggen in elkaars verlengde en hebben de crisis versterkt tot barstens toe.

Maar als verlies zich aandient, dan zijn we er als de kippen bij om dit af te wentelen. Op het systeem of op de mensen, het maakt niet uit, als ze mij maar niets afnemen. Als ik maar niet verlies. En dus organiseren we ons, denkbaar of reëel, om minstens gedeeltelijk het komende verlies af te wentelen.

En daarmee verdwijnt het dunne laagje vernis van beschaving, en krijgen we een verruwing op alle vlakken.  Tot nader order, kan ik wel mijn menswaardigheid behouden en ontwikkelen, heb ik nog niet de neiging te vervallen in simplistische reactiepatronen, en ben ik bereid te verliezen op een georganiseerde, herverdelende manier. Want de taart wordt niet groter. Je kan er naar streven om bij de rijken te horen, je kan de rijken vervloeken. Maar je kan mensen, rijk en arm, ook uitnodigen om samen nieuwe vormen van rijkdom te ontwikkelen….

dinsdag 7 februari 2012

Arme ondernemers of ondernemende armen?

Er leven 40.000 zelfstandigen in armoede, wist het journaal te vertellen. En dat terwijl we denken dat ondernemers uitgekookte grootverdieners zijn.

Ooit vond ik ergens in een Europese studie over ondernemerschap de term ‘survival entrepeneur’.  Dat is een heel werkbaar begrip, en ik gebruik het graag wanneer ik de problemen aankaart, bijvoorbeeld binnen Unizo.

Ondernemen om te overleven, zou een goede vertaling kunnen zijn. Dat is voor de meeste zelfstandigen in armoede wellicht het geval. Maar er zijn meer dimensies aan dit verhaal, zoals altijd als het over armoede gaat.

Heel wat zelfstandigen zijn niet zozeer ondernemer, maar wel ambachtslieden of mensen wiens beroep of sector zo georganiseerd is, dat je als deelnemers alleen kan werken onder het statuut van zelfstandige. Dat betekent in een aantal gevallen dat heel wat risico’s doorgeschoven worden naar de laagste echelons binnen een sector of beroepgroep. En hoe goed ze ook zijn in hun vak, het betekent nog niet dat ze het ondernemen onder de knie hebben en op een winstgevende manier hun activiteit georganiseerd krijgen. Wat hen niet echt een ondernemer maak, maar wel een arme zelfstandige die bovendien hard, zeer hard werkt.

Een tweede categorie zijn zelfstandigen die zich ondernemer voelen, die zich God noch gebod laten aanmeten, maar die weinig competenties hebben ontwikkeld, laat staan de complexiteit van het ondernemen snappen. Ze hebben vaak een chaotisch traject van 12 stielen en … Het zijn mensen die zelfstandige worden als cafébaas, friturist of chauffeur. Ze leven van ‘cash’ geld, soms recht uit de schuif van de kassa, en hebben overmatig nood aan tonen wat ze hebben, vaak bij gebrek aan eigenwaarde. Het zijn kansarmen, een heel diverse groep van mensen en niet alleen generatiekansarmen, die als wilde weldoeners of ostentatief consumerend in het leven staan. Hun ondernemerschap is er om hun levensstijl te financieren. De onderneming wordt vaak snel leeggehaald, en wat rest zijn schulden en ongebrip van alle kanten.

Een derde categorie zijn ook kansarm, maar dan specifiek op de ‘reguliere’ arbeidsmarkt. Ze hebben wel talenten, dikwijls een vorm van intellecturele en culturele ontwikkeling, maar kunnen om allerlei redenen niet terecht in organisaties en bedrijven, zelfs niet bij overheden. Zij gaan ten langen leste hun ideeën, kunst, kennis, diensten en creativiteit vermarkten. In een poging om hun meerwaarde te laten valideren door klanten, maar het liefst nog door de samenleving. Velen van hen produceren dan ook eerder intellectuele, artistieke, ecologische of sociale meerwaarde. Iets waar slechts weinigen (voldoende) willen voor betalen. En dan moet je nog vraag en aanbod weten bij elkaar te brengen.  Zij zijn eerder ondernemer dan zelfstandige, hebben minder een economische finaliteit en meer nog dan inkomen, zitten ze verlegen om werkkapitaal dat slechts rendeert op middenlange termijn. Nochthans zijn zij vaak ‘houders van potentiële innovatie’.

En wie is dan niet arm als ondernemer. Diegene die voldoende schaalgrootte kan halen, over werkkapitaal beschikt, van thuis uit een plek of geld erft. Diegene die hun vel (product of dienst) duur verkopen, niet verlegen zijn om risico’s door te schuiven en kosten af te wentelen, een onderneming kunnen neerzetten als een aparte entiteit die hen, zowel voor arbeid als voor kapitaal, ruim kan vergoeden.  Maar die dus niet noodzakelijk duurzaam bezig zijn, of de toekomstige werkgevers zullen zijn in sterk gewijzigde macro-omstandigheden.

Misschien moeten we nadenken hoe we met het potentieel van arme ondernemers, ondernemende kansarmen,  kunstenaars, filosofen en creatieve visionairen omgaan… Zit daar niet meer kansen dan problemen, éénmaal we durven benoemen hoe het nu echt zit?

zondag 5 februari 2012

Het Nacht Asiel in de vrieskou…

Ik woon in het nachtasiel voor vrouwen in Gent. Neen, ik ben niet dakloos of thuisloos. Er wonen geen asielzoekers in mijn huis. Mijn woning was een asiel voor arme vrouwen, gebouwd in 1892 en had die functie tot aan de 2de wereldoorlog. Toen kwamen de Duitsers en na de oorlog werd de Kerk (parochiale vzw) eigenaar en gebruiker van het asiel, zowel van het asiel voor vrouwen als het veel grotere gebouw voor mannen.

Ergens in de jaren ‘90 werd het gebouw opnieuw gebruikt als ‘asiel’, toen ik het huurde van de pastoor met de expliciete vraag om asielzoekers, al dan niet zonder papieren, op te vangen. Ik hield er een pleegzoon , Jonathan, aan over. Er kwam een eerste regularisatie na verloop van tijd. Maar na twee jaar was ik uitgeput en blut. Want er was geen structuur, geen financiering en een gebouw dat aan renovatie toe was. En toen ik er mee ophield, werd het gebouwencomplex verkocht.

Na aankoop van het vrouwenasiel, ben ik al meer dan 10 jaar  bezig om het gebouw te saneren en renoveren. En opnieuw heeft het gebouw een semipublieke functie. Het is een thuis voor een aantal jonge mensen, er is een transitietuin in wording en ook mijn kantoor is thuis, wat een ecologische keuze is.

Wanneer ik naar de beelden kijk en lees over asielzoekers in de kou, kijk ik altijd ook om mij heen. En bedenk verhalen bij de ziel van mijn huis. En vraag mij af wanneer we eindelijk zullen handelen voorbij het louter caritatieve…

dinsdag 24 januari 2012

Een beetje filosofie over politiek handelen…

De "Groenen' hebben wel degelijk fundamentele kritiek op de neoliberale, louter vrije markt gedreven economische organisatie. Maar erkennen ook dat die organisatievorm dominant is en wensen daarin verandering te brengen door middel van een 'pragmatisch idealisme'. Dat werkt in ieder geval meer verbredend dan het grote gelijk van mijn generatie, in de kroeg of ergens anders in de marge van grote maatschappelijke golven...
Het grote verschil tussen greenwashing van het neoliberare marktdenken, en dat bestaat zeker, en de groene ideologie is dat er een fundamenteel verschil is in de kijk op mens en organisatie van de wereld. Ecologisten, ook de nieuwe generatie pragmatici, erkennen de interafhankelijkheid van elkaar en van ecosytemen. Het eco-centrisme komt in de plaats van het soort humanisme dat de verlichting ons bracht: de mens tussen aarde en God, met de opdracht steeds meer mens te worden, weg van de lagere soort en richting het goddelijke, en daar al het lagere ongebreideld voor in te zetten. Eco-centrisme, daarintegen, benadert het eigen bestaan - en de middelen om dat bestaan vorm te geven- vanuit de waardering dat dit slechts mogelijk is in verhouding tot de interafhankelijkheid van elkaar en van ecosystemen en hun subs. Het gaat dus niet om het ontkennen van het recht op genot, of welke menselijke drijfveer of behoefte ook, maar om de mate waarin en de wijze waarop we uiteindelijk handelen en impact hebben op onszelf en anderen. En waarin anderen en alles rondom impact heeft op ons. Ecologie is wel degelijk een vorm van 'economisch' omgaan met de dingen, maar dan met een ander perspectief in tijd en ruimte. Wat de economische ruimte gemaakt heeft tot wat ze nu is, is het gebrek aan ideaal, ethiek, moraal, waarden en normen. Het utilitaire, materialistische heeft gewonnen van het mentale, het intellectuele... Maar dat verwijt ik niet zozeer individuen, wel de mens als soort. Uit de praktijk blijkt immers dat er niet zoveel mensen zijn die in denken en handelen verder komen dan het 'tastbare van valse zekerheden'. Kan je het 'plebs' verwijten dat het denkt en doet wat het denkt en doet? Ik denk het niet! We moeten juist respect hebben voor dat onvermogen, die vorm van culturele, intellectuele, politieke, ideologische of filosofische 'armoede' en pragmatisch werken. Tenzij iemand in naam van de 'diepe ecologie' vindt dat een verlichte dictatuur maar moet kunnen?
Het is een oud adagio: veranderen we het systeem van binnenuit of nemen we er afstand van, vaak richting een eigen Utopie.
Ondertussen ben ik inderdaad een pragmatica geworden, en werk ik aan verandering binnen de huidige werkelijkheid en ga er economisch, sociaal, politiek maar ook moreel mee aan de slag.
Economie, niet als synoniem van een ideologie maar als systeem waarbinnen transacties worden georganiseerd, is niet weg te denken uit het menselijk (en niet menselijk) handelen. En een groot deel van het intermenselijk verkeer verloopt via transacties waar waardebepaling een grote rol speelt en uitgedrukt wordt in één of andere munt. Ecologisch leven gaat in de praktijk over de middel-doel verhouding van dat handelen, de impact van menselijk handelen en de verhouding tot alle andere elementen in ecosystemen. Het gaat dus niet om één of andere vorm van verplichte ascese of boetedoening voor de menselijke schade die reeds werd aangericht. Dat zou een ontkenning zijn van menselijke drijfveren en bestaansredenen. Het gaat evenmin om een nieuwe versie van ongebreideld hedonisme, maar dan met groene aflaten. Het gaat om het bereiken van nieuwe verhoudingen, nieuwe waarden en nieuwe waardebepalingen en daarmee het herschrijven van zogenaamde wetmatigheden die er geen blijken te zijn. Het gaat over iets wat mensen niet goed kunnen: oude zekerheden in vraag stellen en overgaan tot een paradigma shift.
Economie en ecologie gaan heel goed samen. Ecologische economie heeft het dan ook niet over 'groei' maar hoogstens over 'ontwikkeling' . Dat laatste was op zich al een geo-politiek compromis ;-) En duurzaamheid herbergt de tijdsdimensie en de ruimtedimensie en de vraag de naar een nieuwe middel-doelverhouding. En verder is er naast ecologische duurzaamheid, ten nadele van economische groei, ook vraag naar sociale duurzaamheid. En dat heeft ook een prijskaartje! Terecht werd de definitie van Duurzame Ontwikkeling bijgestuurd in twee richtingen. Enerzijds werd aangegeven dat de ecologische condities beperkend zijn voor economische én sociale duurzaamheid, en sociale duurzaamheid beperkend is voor het economisch bedrijf. Anderzijds werd het begrip opgerokken tot een triple P bottom line vanuit het perspectief van het economisch bedrijf, en dus per definitie uitgehold, want het vertrekt wel degelijk van een humanistisch, utilitair and superieur perspectief. Dat is een behoorlijk pijnlijke spreidstand. Maar wel nuttig omdat de omstandigheden ervoor zullen zorgen dat we met zijn allen op het ene of het andere been zullen moeten staan. En uit pragmatisme kan ik maar beter dat ene been, waar ecologische economie deel van uit maakt, versterken. En dat doe ik binnen het systeem. Door te streven naar transitie, zowel in de anekdotische dimensie van de individuele verantwoordelijkheid als in de meer systematische dimensies. En dat biedt meer perspectieven dan in de 21ste eeuw een antagonisme organiseren tussen twee 19de eeuwse ideologieën, waarvan beide hebben aangetoond dat ze het element 'mens' niet hebben begrepen en waarop zowel de ene als de andere stuk loopt...

maandag 23 januari 2012

Huisje of huis? Wonen of speculeren?

Het was weer prijs! De Vlaming en zijn zekerheden. Zoals ik eerder schreef: er zal verlies zijn, dus verdeel dat verlies eerlijk in plaats van het af te wentelen op (nog) zwakkeren.  Dat geldt ook voor wonen.
Slechts 23% van de bevolking zit op de huurmarkt. Toch is de huurmarkt te krap. Daarvoor kan je alvast twee oorzaken aanduiden: te weinig sociale woningen en te weinig investeringen in private huurwoningen. De private investeringen in huurwoningen stimuleren is gevaarlijk, want je weet niet wat je als overheid koopt voor het geld dat je eraan besteed. Private investeerders laten zich niet graag controleren, ook niet door subsidiërende overheden. Dus blijft over: de sociale woningmaatschappijen. Maar die moeten ook kapitaal ophalen in de private (kapitaal)markt. En die private markt werkt liever niet met regelnichten en andere ambtenarenlogica. Dus komen er niet genoeg sociale woningen. Bovendien ervaart de burger de sociale woning nog te vaak als een mindere keuze, terwijl dat al lang niet meer zo hoeft te zijn.

Wat is de oplossing: nieuwe financieringsvormen vinden waarbij mensen zelf het heft in handen nemen in een solidair systeem. Er zijn op dit moment mensen die nadenken over het ontwikkelen van coöperatieve woonvormen waarbij je mede-eigenaar wordt van een bouw of koop/verbouwproject door deel te nemen aan het coöperatief kapitaal. Daar staat wel tegenover dat er een zekere densiteit van wonen is en dat jouw woning niet 'de allerindividueelste expressie van woonsmaak' kan zijn.

Maar met steeds minder grond, en de strijd omtrent de bestemming van de laatste stukken grond,  en een toenemende bevolking die steeds ‘dunner’ woont, kan je niet anders dan een compromis zoeken tussen densiteit en leefbaarheid. Zeker in Vlaanderen, dat eigenlijk gewoonweg één grote stad is, kleiner in oppervlakte dan L.A.

Maar niemand wil inleveren. En ook in de Zevende Dag was duidelijk dat SPA veel minder solidair is met de zwakste groepen dan Groen. Maar ook Groene kiezers willen niet inleveren. En dus kan de eerlijkheid van Mieke Vogels electoraal wellicht wat kosten. 

Ik wil wel inleveren, voor zover mijn draagkracht dat toelaat. En de vraag is dan, wil ik dit via meer of minder ‘staat’? Voor mezelf hoeft het niet meteen via een grondig herverdelend effect bij de overheveling van de bevoegdheid in 2014. Ik doe dat graag vrijwillig, voluntaristisch dus, en de overheid kan dit faciliteren door fiscale randvoorwaarden te creëren voor groene en rode middenklassers en vooral door te communiceren over hoe je ook op een duurzame manier kan investeren zonder overmatige risico’s. Zelfs missschien sommige risico’s afdekken… Maar zoveel voluntarisme is er natuurlijk niet, beste medeburgers, en dus is dat gebrek een uitnodiging om toch maar weer  te kiezen voor meer staat en een sterkere staat.

Niet direct de republiek Vlaanderen , maar eerder de Verenigde Staten van Europa, want dat is de onvermijdelijke schaalgrootte waarop het leven in een geglobaliseerde wereld vorm gegeven wordt zonder helemaal van diezelfde globalisering volledig af te hangen.

Maar terug naar onze achtertuin: wonen is een recht, en net voor ‘speciale doelgroepen’ moeten we daarop inzetten. Niet zomaar, opdat het onderscheid tussen werkenden en niet werkenden nog meer zou vervagen. Maar omdat ook wonen een belangrijke hefboom tot emancipatie weg uit de armoede kan zijn. En samen met een aanbod van goede woningen, er ook begeleiding moet komen zodat die investering ook aanleiding geeft tot betere deelname van mensen aan samenleving, arbeidsmarkt en burgerschap. En dus uiteindelijk investeren in wonen ook maatschappelijke kost helpt te reduceren…

Of hoe echt kiezen voor sociale en ecologische duurzaamheid ook wel economisch gezond is op het niveau van de oh zo belangrijke ‘natiestaat’.

woensdag 18 januari 2012

Waarom er niet meer groene stroom klanten zijn?

Omdat er in Vlaanderen door de producenten niet genoeg groene stroom  geproduceerd wordt om ‘zelf’ te kunnen leveren aan de klanten. Ook Ecopower moet energie inkopen om te kunnen verkopen aan coöperanten. Op dit moment is de vraag naar hernieuwbare energie groter dan het aanbod, zeker als we het hebben over zon, wind en water (dus zonder biomassa). Anderzijds investeren de burgers te weinig in hernieuwbare energie , aan de productiekant, en zouden ze beter aandelen kopen in  energieproductie en zelf windmolens laten plaatsen. Ook de (overheids)administratie werkt erg vertragend. En last but not least, onze distributienet is niet gemaakt voor decentrale productie en consumptie van energie. Meer nog, wind en zonne-energie geraken soms niet op het net, omdat je nu eenmaal een kerncentrale niet ‘hoger of lager’ kunt zetten, zoals bijvoorbeeld wel kan voor een gascentrale of een biomassacentrale.
Het speciale van elektriciteit is dat het zich moeilijk laat opslaan, en dus het moment van productie omzeggens moet samenvallen met het moment van vraag/consumptie. Daarbij moeten we eerst en vooral het onderscheid moeten maken tussen huishoudelijk of gelijkgesteld verbruik en ‘drijfkracht’ of industrieel verbruik…

We kunnen als huishoudens zeker 100% in onze behoefte aan stroom (220V/230V, maar in principe moet 12V-24V ook mogelijk zijn) voorzien via de combinatie van wind, zon, water en enkele installaties met warmtekrachtkoppeling, gascentrales en biomassa centrales. Zonder kernenergie. Maar voor industriële toepassingen is dat minder evident. Daarom dat industrie en kernenergie lobby één front vormen. Ook het oude kabelnet met centrale architectuur, werkt onze energie-onafhankelijkheid tegen. Kernenergie verlaten zal dus moeten gepaard gaan met zowel grote infrastructuurwerken als met een ‘reconversie’ van sommige sectoren. Twee dingen waarvoor geen van de betrokken partijen wil betalen . Ook de vakbonden hebben schrik wat het wegtrekken van ‘drijfkracht gebaseerde activiteiten’ zullen doen met de werkgelegenheid.
En verder is er het geloof dat zonder ‘productie apparaat’ (dus industrie) een economie op het niveau van een regio of natiestaat niet kan bestaan. Dat is niet waar, omdat we dit op Europees niveau moeten bekijken en ook  per sector moeten bekijken wat het ‘kritisch’ niveau is dat nodig is voor voldoende duurzaamheid op de drie dimensies. Alle argumenten omtrent industrie komen van het oude denken dat de problemen veroorzaakt heeft en het is niet dat denken dat de problemen zal oplossen.

maandag 16 januari 2012

De nieuwe economie

Ook ik zat In de bomvolle Botanique te luisteren naar Juliette Schor, een Amerikaanse sociologe die een boodschap bracht die ik graag hoor, maar waarin ik het nodige ‘economisch handelen’ eerder in had gemist. Ik heb niet nieuws gehoord die avond, noch in de analyse, noch in het voorgestelde alternatief.

Meer nog, ik doe zowat alles wat ze in haar boek voorstelt: ik ben letser, lid van twee autodelen systemen, heb internationale vrijwilligers in huis via Workaway en Help Exchange, ben lid van voedselteam en VOKO, doe dingen rond Transitie in Gent zoals de Transitietuin, en ga zo maar door…

Bovendien ben ik een ondernemer, en breng dus het idee van een ‘nieuwe economie’ in de praktijk. De Natuurfrituur is biologisch en vegetarisch, een bedrijf in de sociale economie, een coöperatieve, lokaal verankerd en ik werk aan een (nog meer) korte keten.

En wanneer ik dan de vragen uit de zaal beluister, vanwege duidelijk de reeds overtuigden, dan kan ik niet anders dan een grote discrepantie vaststellen tussen ‘filosoferen’ en ‘handelen’ . Het is niet via reflectie dat men tot handelen komt, maar omgekeerd. Meer nog , de vraagstellers konden waarschijnlijk zeer goed reflecteren en filosoferen, maar de actie moet volgens hen altijd ‘van de ander’ komen. Het systeem moet veranderen, wat zal de staat doen, hoe kunnen we beleid maken, etc.

Op zeker moment kreeg ik de microfoon en heb er op onzachte wijze op gewezen dat ‘wij’ het zullen moeten doen. We are the people!
En de burgers in de zaal willen wel een rechtvaardige , ecologische wereld maar diezelfde burgers willen er als consument niet voor betalen en al werknemer niet voor inleveren. Men wil wel een goed loon, maar kan niet bedenken dat voeding (vooral in de horeca) gewoonweg te goedkoop is om echt iedereen volledig en correct te betalen. Dus zeur niet over de prijs van de frieten bij De Natuurfrituur, maar kies juist voor ons omdat we alles ‘netjes’ geregeld hebben.

En nog belangrijker, het geld dat je uitspaart door minder te consumeren, moet je niet overmatig sparen. We hebben veel te veel spaargeld dat niet gebruikt wordt. Spendeer het ook niet aan consumptie, maar ga eens aan de productiekant staan. Investeer in die nieuwe economie door deel te nemen aan coöperatief kapitaal, waardoor dat ondernemers een alternatief aanbod kunnen creëeren en vooral tewerkstelling voor mensen die anders misschien niet aan werk geraken.

Maar dat is blijkbaar een brug te ver voor al die welmenende middenklassers! Want risico avers als ze zijn, hebben ze zich ingedekt met een ‘vaste’ baan en hopen dat alle ‘verlies door crissisen’ aan  hen voorbij gaat. We moeten als ecologisten eens stilstaan bij het ‘groepsegoïsme’ dat we aan het organiseren zijn waarbij we vooral onder elkaar herverdelen, maar grote delen van de bevolking gewoon achterlaten!

De nieuwe economie is meer dan huisvlijt alleen , vaak in combinatie met een loon van een hoogopgeleide ambetenaar of onderwijsmens, maar ook die bedrijven die duurzaam ondernemen, goede service en producten afleveren en op zoek zijn naar kapitaal.

Ikzelf ben bezig met drie coöperatieve organisaties. Dus beste mensen, put your money where your green mouth is… en stuur een mail naar info@denatuurfrituur.be.

donderdag 12 januari 2012

Een klein essay over engagement

Ik geef hieronder eerst enkele citaten uit de tekst , gepubliceerd via De Wereld Morgen, van Bleri Lleshi , een politiek filosoof die woont en werkt in Brussel. Daaronder kan je mijn commentaar lezen.

Zonder dat ik het besefte, is engagement belangrijk geworden in mijn dagelijkse leven. Mettertijd heeft het zich in mijn denken binnengedrongen en bepaalt het ook hoe ik over samenleven denk. Gezien ik het concept nooit op een bewuste manier heb onderzocht, er over heb gelezen of er zelfs maar bij heb stilgestaan, lijkt het me aangewezen om dat nu eens te doen.

Als je aan zoiets begint, wordt verwacht dat je mooi opent met een definitie. Ik geloof niet in definities. Als we concepten definiëren dan hebben we immers de neiging om in vaste termen te denken, terwijl alle concepten altijd veranderlijk en anders definieerbaar kunnen zijn. Ik wil niet te postmodernistisch klinken, want dat ben ik niet, maar ik geloof eerder in het omschrijven van concepten dan in het definiëren ervan.

Behalve crisissen op sociaal, economisch en politiek vlak hebben we ook te maken met een crisis van de mens zelf. Eén van de fundamenten van het kapitalistische systeem is het individualisme. Hoe langer het kapitalisme domineert, hoe meer egoïstisch dit individualisme wordt. Het is elk voor zichzelf.

Het is in Brussel dat mijn engagement vorm heeft gekregen. In de stad waar je woont, waar je dagelijks leven zich afspeelt, waar je studeert, waar je werkt, waar je thuis en je vrienden zijn, kan je moeilijk onverschillig zijn voor de groeiende ongelijkheid, uitsluiting en armoede.

Engagement is onszelf geven in wat we doen. Het klinkt eenvoudig, maar dat is het niet. We kunnen makkelijk zeggen waartoe ons engagement dient, maar de achterliggende redenen kunnen we niet zo rap bedenken. Geen zorgen voor wie dit bekend in de oren klinkt, want het is met de tijd en met de ervaring van jezelf te geven in wat je doet, dat men beseft wat die redenen zijn.

Engagement betekent ‘in contact komen met de ander’, ‘bezig zijn met de ander’. Tijdens ons engagement kunnen we niet anders dan voorbij onszelf kijken en in een echte relatie treden met de ander. Het gaat niet om een relatie waarin je jezelf kwijtraakt of waarin alleen de ander bestaat. Het gaat om een constructieve relatie waarin je engagement kritisch is en blijft.

Engagement begint in het klein en kan groter worden. Het is in groepen van twee, drie, vier… dat we samenkomen met andere mensen. Deze samenkomsten geven ons de kans om onze eigen realiteit vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Perspectieven die voor ons anders onbestaand waren.

Even belangrijk is ook het feit dat we via ons engagement een plaats innemen in de wereld. Door een engagement aan te gaan met en voor anderen vinden we een plaats voor onszelf. Een plaats vinden voor jezelf in een ruimere context lijkt me niet alleen zinvol, het is gewoon broodnodig in deze tijden van snel leven waarin vervreemding werd geïnternaliseerd tot in het bot. We kunnen niet langer aan de kant staan als een toeschouwer bij een belangrijk deel van ons eigen leven. Want willen of niet, wat in onze omgeving gebeurt, heeft een impact op ons leven.

Niet langer leven als toeschouwer, maar veeleer als deelnemer, betekent dat engagement samen-zijn is. Deze diepe contacten met de ander en mede-zijn dat wordt gedeeld, lijkt me een goede oefening in samenwerking, solidariteit en samenleven met de ander.

Via het samen-zijn, zoeken naar verbondenheid en punten van gemeenschappelijkheid, is essentieel om engagement te doen slagen. Men moet niet vergeten dat men zich engageert om iets te realiseren, om iets te veranderen. En als ongelijkheid het grootste probleem is in de samenleving, die ook de onze is, dan is verandering onontbeerlijk.

Dat betekent niet dat ik per se pleit voor een resultaatgericht engagement. Het is vandaag in de mode dat alles resultaatgericht moet zijn. Engagement is eerst en vooral een proces. Een proces waarin men zich kan inzetten samen met andere mensen; waarin men kan luisteren en leren van de anderen; en waardoor je blik wordt verruimd. Daarom moet men engagement ervaren, want enkel in de ervaring kan men de waarde en het belang ervan zien.

Waarde en belang niet alleen voor degene voor wie men zich engageert, maar ook voor zichzelf. Engagement is behalve geven ook nemen.  Je bouwt een andere relatie op met mensen en je krijgt iets gemeenschappelijks. Bovendien voelt het goed, je voelt je thuis daar waar je bent.

Dat betekent niet dat engagement louter lokaal moet blijven, daar waar je woont. Ik denk dat het belangrijk is dat we ons engageren daar waar ons dagelijkse leven zich afspeelt, in de wijken, de dorpen en de steden waar we met elkaar leven. Het is daar dat we iets kunnen betekenen, daar dat we iets kunnen veranderen. Dat hoeft echter niet in strijd te zijn met een engagement in een wijdere omgeving. Het is zelfs een must om geëngageerd, verbonden en solidair te zijn met mensen overal in de wereld die zich inzetten voor verandering en verbetering.

het volledig essay is eerder verschenen op http://radikalz.wordpress.com

Vertaalslag naar de meest belanghebbenden?

Alhoewel ik de gedachtengang deel, wil ik de auteur vragen om , met name voor Brussel, een vertaalslag te maken naar zij het meest belanghebbend zijn bij 'engagement' en daar het minst belangstelling voor hebben. Het zijn de kansarmen (in vele kleuren en vormen) die niet (langer) over voldoende 'kapitaal' beschikken, die 'te arm' zijn om nog tot engagement te komen. En dan heb ik het niet zozeer over geld en materiële omstandigheden, hoewel dat een grote rol kan spelen, maar over het sociaal, cultureel, intellectueel en emotioneel kapitaal die een individu nodig heeft om in het leven te staan, het leven vorm te geven, in interactie te gaan en burgerschap aan de dag te leggen. Een gebrek aan eigen identiteit, een voortdurende en zichzelf versterkende (psychologische) geweldspiraal en een 'kapot' zelfbeeld zijn belangrijke oorzaken waarom individuen en (sub)groepen niet komen tot 'in verbinding gaan met de ander'. Die analyse, die hard is en negatief klinkt, biedt ook kansen. Namelijk, op welke inhoud, vaardigheden, vermogens van individuen kunnen we dan wel beroep doen om hen te betrekken. En hoe kunnen we hen stimuleren zich te verbinden met zichzelf, een voorwaarde om je te kunnen verbinden met een ander. Daar ligt een grote persoonlijke verantwoordelijkheid van het individu maar eveneens een grote systeemverantwoordelijkheid in het faciliteren, stimuleren en de sociale / maatschappelijke bevestiging van nieuw gedrag, nieuwe rituelen, anders vorm gegeven engagement. Zoals wel vaker het geval is, ontstaat een definitie vanuit de waarneembare kenmerken van een fenomeen. Dat is natuurlijk heel onvolledig en beperkend. Maar omdat de meesten onder ons niet verder komen dan het 'anecdotisch' denken, is het wenselijk nieuwe fenomenen van engagement onder te brengen in de bestaande definitie, omdat dat een houvast biedt aan hen die nieuwe fenomenen dienen te 'begrijpen en aanvaarden'. Wij zijn sociale dieren, en sociale acceptatie (passief maatschappelijk draagvlak) is een noodzakelijke randvoorwaarde voor nieuw gedrag en dus engagement van niet geëngageerden. Of burgerschap verkrijgen van zowel de 'afgehaakte burger' als de 'nieuwe burger'. Meer nog het emancipatorische proces is het zelfde, zij het met een ander kleurtje ;-)
Bij deze is de auteur uitgenodigd in Gent, om in het kader van Transitie Gent , van gedachten te wisselen...

zondag 8 januari 2012

Zondag in badjas…Don Quichote op haar paard.

Op zondag, en soms ook doordeweeks, loop ik rond in badjas. Dat is zeer ecologisch, want het vermijdt heel wat wassen , drogen en strijken. En ‘s winters vreet dat energie.
Ook vandaag zit in op kantoor in badjas, een beetje te lummelen terwijl ik nadenk over een concept rond ‘vermijdbaar voedselverlies en de rol van sociale economie’.
Op zeker moment zie ik een groepje deftige heren en dames aan de overkant van de straat ons ‘pand’ bekijken, naderbij komen en dan opnieuw naar de overkant gaan. En omdat ik in een bijzonder pand woon, gebeurt het wel meer dat we ‘bezoekers’ krijgen in het kader van een stadsquiz of zo. Dus ga ik in het deurgat van de voordeur staan, en nodig hen uit tot het gesprek. “Is dit het asile de nuit?”. Inderdaad, en ik vertel kort de geschiedenis en het huidig gebruik van de twee gebouwen die één gevel vormen. Misschien moet ik in een andere bijdrage deze geschiedenis delen met jullie.

In ieder geval, de bezoekers hadden een specifiek doel voor ogen. Ze willen immers een introductie bij loftbewoners, via een brief die ze handmatig posten, voor hun handel in design meubelen. En ook aan mij werd een brief overhandigd. Ik heb de brief beleefd afgewezen, terwijl ik hen vertelde dat een ecologisch levende burger als ik eerder interesse heb in eco-design en Cradle to Cradle.

Cradle to wat?  Ze hadden nog nooit van die term gehoord. Ondertussen stond ik al op de stoep, dus op gelijke hoogte, in mijn badjas en op mijn sloffen en heb hen  daar en dan  een ‘crash intro’ gegeven over C2C, zoals dat wordt afgekort. Over de gesloten kringlopen, over de industriële toepassingen, over materiaal keuze en design, over ‘single layer materials’, etc.  En over de verschuiving van het kopen van voorwerpen naar het kopen van het nut van goederen en diensten. Dus de facto de verschuiving van goederen naar diensten en daarmee het begin van de dematerialisatie van onze consumptie (en productie).

Wat mij naadloos terug brengt naar mijn eerdere onderwerp. Aan wie kan ik welk marginaal nut aanpraten zodat betalingsbereidheid ontstaat (en daarmee een markt) voor het aankopen, verwerken, verkopen en consumeren van voeding die aan de bron niet verkocht is geraakt en dus ‘gered’ moet worden van de afvalberg. En hoe krijgen we die voeding ook nog eens bij die mensen die net die voedingscultuur hebben die het minst overeen komt met het aanbod van ‘duurzaam voedsel’?  Een aflevering van DOX op kanaal 8 over ‘dumpster diving’ , zet mij in ieder geval aan het denken. Niet over de moraliteit of het politieke van voedselverspilling, maar over de mogelijkheden die het biedt om een businessmodel te ontwikkelen.

En vooral, hoe sla ik de brug naar kapitaa, zowel koopkracht als kapitaal van investeerders, als de burgerij leeft alsof er geen enkel vuiltje aan de lucht is en zich vrijwillig onthoudt van de informatie die hun zekerheden en aannames aan het wankelen kunnen brengen.

Ik zucht diep, als Don Quichote, maar zit wel weer op mijn paard.

dinsdag 3 januari 2012

“Juiste” keuzes maken…

  • Vele vrouwen hebben  een 'intuïtieve' benadering van duurzaamheid. We weten dat vrouwen nogal wat weerstand hebben tegen industriële en hoog technologische kenmerken van een product of dienst. Deze kenmerken worden vaak als tegengesteld ervaren van 'natuurlijk', een begrip dat sterk met duurzaamheid wordt geassocieerd. Maar veel dingen die 'natuurlijk' aanvoelen, zijn dat helemaal niet.

    Omdat we het indirect energieverbruik en de milieuimpact van grondstoffen nauwelijks kunnen inschatten is een LCA aangewezen van een product of dienst, dat is één methode om in te schatten wat ‘goede keuzes’ dan wel zijn.  Maar, daar geef ik Peter Tom Jones gelijk in, het is niet aan de consument om al die risico's individueel in te schatten. Het is aan overheden om een grens te stellen aan maatschappelijke en milieukost van een product of dienst, net zoals een overheid nu al veiligheidsvoorwaarden oplegt.

  • Wat het eigen gedrag, de eigen keuzes betreft, zijn er enkele vuistregels die ik hanteer:
    ‎1. Bepaal bewust wie je bent, wat je wil worden, wie of wat je kan worden en formuleer een visie en een missie voor jouw leven. Benoem de belangrijke anderen en hoe ze bijdragen tot die missie en hoe jij bijdraagt tot hun leven. Doe dat uitgebreid, dus ook voor werk, vrije tijd maar ook bijvoorbeeld voor transport of wonen...
    2. Benoem de structurele elementen in jouw leven die 'in orde' moeten zijn, opdat je al het andere zou kunnen toe komen. Wat is jouw materieel, sociaal, emotioneel, cultureel en intellectueel kapitaal. Wat heb je zoal in huis dat je zou kunnen inzetten en vooral, benoem eerlijk wat je niet in huis hebt en werk daar positief mee.
    3. Bepaal de voornaamste thema's in jouw leven (en dat van jouw gezin). En bekijk dat regelmatig opnieuw, want die zijn anders tijdens verschillende levensfases. Iedereen wordt sterk geleid door thema's waarvan we ons nauwelijks bewust zijn.
    4. Ecologisch gezien zijn er vier thema's die heel actueel zijn en relevante impact hebben op jouw aandeel, jouw voetafdruk dus kleiner of groter maken op een significante manier. Dat zijn wonen, transport, vrije tijd (en reizen!) en voeding. Ik voeg daar een vijfde aan toe, namelijk 'geld'. Waar komt ons geld vandaan en waar gaat het naar toe. Wat zijn de (externe) kosten verbonden aan ons inkomen en wat zijn de (externe) kosten verbonden aan hoe we er mee om gaan. Niet alleen als consumenten, maar ook als belastingbetalende burgers en als spaarders of investeerders. Dat laatste plaatst ons geld, soms heel indirect, aan de productiekant van de economie. En vaak zonder medeweten of zeggingschap.
    5. Organiseer jouw leven zodanig dat je bewust kiest waarop je wel kunt en wil ingrijpen en waarop je niet kunt of niet wil op ingrijpen. Realiseer je dat er andere dan objectieve drempels zijn waarom je jouw leven niet omgooit. En aanvaardt de beperkingen van jouw direct effect op de wereld evenals de beperkingen van jezelf om een groter direct effect te hebben. En weet dat je ook indirect effect creërt door de invloed die je uitoefent...
    6. Neem tijd en ruimte om van het resultaat te genieten en leg dus alle ambitie, van welke aard ook, even opzij. Ga in het moment staan...