maandag 14 september 2015

Wat is een coöperatie? (deel 1)

Een coöperatie is in de eerste plaats een ondernemingsvorm, een juridische en financiële structuur. Deelnemen aan (het kapitaal van) een coöperatie is nooit vrijblijvend. Dat betekent dat kapitaal gepaard gaat met betrokkenheid en meestal ook een concrete relatie tussen coöperanten , die de aandeelhouders zijn, en de coöperatie. Die relatie wordt meestal omschreven als een transactie relatie. Er is een uitwisseling tussen die partijen. De coöperatie als ondernemingsvorm is niet hetzelfde als de letterlijke en meest gebruikte definitie van coöperatie , nl. als synoniem van samenwerken of een samenwerking tussen mensen. Daarbij denken we meteen aan mensen die samen werken, letterlijk arbeidsprestaties leveren en het resultaat ervan al dan niet verkopen. De coöperatie heeft haar eigen doel, haar eigen middelen, haar eigen missie, haar eigen waardepropositie, haar eigen stakeholders... Daarmee is meteen duidelijk dat de coöperatie een aparte entiteit is, naast en uiteindelijk los van de oprichters of bestuur. Ook de wijze van kapitaalvorming is wezenlijk verschillend. Waarover later meer. De coöperatie is dus geen vriendenclubje waar iedereen voortdurend een eigen visie of zelfs het eigen ego in kwijt kan. De coöperatie heeft een eigen identiteit die ontstaat uit de confrontatie van de oorspronkelijke doelstellingen & opzet met de werkelijkheid van het dagelijks operationele. De herkomst van het kapitaal én de persoonlijkheid van de afgevaardigd bestuurder ( en de raad van bestuur) bepalen sterk de identiteit én de communicatie stijl van een coöperatie . Daarom is het bij het begin belangrijk om een aantal spelregels én een aantal inhoudelijke definities vast te leggen en dat doe het best in de statuten. De meest gemaakte fout is dat men heel erg omschrijft wat men gaat doen ( de processen) maar niet beschrijft wat de impact zal zijn, het uiteindelijk resultaat van de inzet van middelen. Een doel van een coöperatie wordt bepaald in termen die iets zeggen over het verschil tussen de wereld voor het bestaan van de coöperatie en erna. Om tot een visie en missie te komen moeten we niet alleen ideeën verzamelen, maar op een gerichte manier nadenken over een aantal elementen waaruit de coöperatie zal bestaan. Intern gaat over productiefactoren, productiemiddelen, leveranciers en andere cruciale partners, kostenstructuur en financiering. Extern gaat dat over de waarde propositie, de markten, de doelgroep, de relatie met de maatschappij en met de aarde. Tenslotte moet je ook nadenken over een verdienmodel en over de drie belangrijkste parameters: rendabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit. De methode die we daarvoor gebruiken is het maken van een business canvas. Als de scope van het project te breed of te vaag is, kan je de nodige oefeningen niet doen. Daarom vertrekken we van een gemeenschappelijk overeengekomen doel en bakenen we af welke soort activiteiten we daarvoor willen ontplooien. Voor dat laatste gebruiken we de nace codes. Elke sector heeft haar wetmatigheden, elk bedrijf is gebaseerd op een business model. Dat betekent dat we moeten werken binnen die wetmatigheden. Wat is de volledige loonkost uur in de sector? Wat zijn de wettelijke verplichtingen binnen de sector? Wat kost het en wat is nodig om een coöperatie te beheren? Wat is de gangbare werkwijze ( offerte en facturatie oa) binnen de sector. Hoe verhouden zich de verschillende processen binnen het bedrijf zich tot de omzet. Hoe wordt het kapitaal gevormd en waarvoor wordt het gebruikt? Daarom is het belangrijk om een aantal cijfers te hebben, een aantal ratio's om de verhouding tussen verschillende factoren en elementen juist in te schatten. Bv. Wat is het aandeel van lonen in de brutowinstmarge? Wat is de bruto winstmarge uitgedrukt in % van de omzet (ex BTW). Een coöperatie is geen ondernemingsvorm om als ondernemer zelf vermogen op te bouwen. De ondernemer, de afgevaardigd bestuur of coördinator, wordt vergoed voor arbeid, zoals ieder ander die arbeid levert, zij het mits een (afgesproken) loonspanning. Bovendien stelt de coöperatie de nodige werkmiddelen ter beschikking om het beheer te kunnen doen. Op de winst voor belastingen, wordt er na belastingen, een bestemming gegeven die te maken heeft met de gezondheid en de ontwikkeling van de coöperatie. Dat wordt ter stemming voorgelegd aan de AV, evenals de mate van vergoeding van kapitaal dmv het dividend dat betaald zal worden. Dat kan maximaal 6% van de waarde van het aandeel zijn. Dus als een aandeel 100 euro waard is, kan de coöperant daar max 6 euro per jaar vergoeding voor krijgen. Een aandeel is 100 euro waard omdat het voor 100 euro werd verkocht en zijn waarde blijft behouden ( het nominaal aandeel). Het is dus een IOY van de coöperatie tov de coöperant. Er bestaat ook zoiets als aandelen die in waarde kunnen stijgen en dalen, naargelang de coöperatie boekhoudkundig rijker of armer wordt. Dan delen de coöperanten het ondernemingsrisico met de coöperatie, dus winst of verlies. Indien de aandelen in waarde kunnen dalen of stijgen, moet je bepalen wat de waardering zal zijn bij verkoop: boekhoudkundig of volgens de marktwaarde. In ieder geval kunnen coöperatieve aandelen nooit verhandeld worden. Dat betekent dat coöperatieve aandelen niet op de beurs te vinden zijn. Dat betekent ook dat de aandelen verkocht worden door de coöperatie en terug aangekocht door de coöperatie, de zogenaamde uittreding. Ook daar zijn specifieke spelregels voor. Het grote verschil tussen kapitaal in een klassiek bedrijf en in een coöperatie, is dat een klassiek bedrijf geld ophaalt voor zover ze kapitaal nodig heeft, maar de waarde van het bedrijf altijd verdeeld wordt over een vooraf ingesteld aantal aandelen. Die aandelen worden al dan niet verhandeld ( naar de beurs gaan). Een coöperatie heeft ook een omschrijving van de hoeveelheid kapitaal dat nodig is, maar haalt dat op in een open structuur. Een coöperatie kan blijven aandelen verkopen, en dus coöperanten werven, binnen bepaalde spelregels en voor zover er redelijk wijze kapitaal nodig is. Bovendien kan de coöperatie bepalen hoe lang de aandelen in de coöperatie moeten blijven. Een minimum van twee jaar is courant. Dat wordt ook wel 'slow money' genoemd. Het is het tegengestelde van speculatief met geld omgaan. De oprichters houden 4 jaar hun aandelen aan, nl. drie jaar oprichtersaansprakelijkheid en een jaar om er uit te stappen. Een coöperatie laat dus toe om te ondernemen op mensenmaat. De traagheid van het kapitaal bepaalt immers ook hoe snel of traag winst moet worden opgebouwd. Door de band genomen rekenen we drie jaar om break even te draaien. In een coöperatie betekent dat niet 'operationele' winst, maar winst waarmee dividend kan worden uitgekeerd. Ook als er verlies is, kan je ervoor kiezen om toch een dividend uit te keren, maar dat is niet verstandig en een verkeerd signaal. Een coöperatie heeft dus een sterke relatie met haar coöperanten. Dat is een wezenlijk kenmerk want het kapitaal bestaat uit 'geld met betrokkenheid'. De coöperatie moet bijgevolg tijd en middelen voorzien voor haar coöperatieve werking. Dit is deel van de kosten die moeten terug verdiend worden. De relatie tussen coöperatie en coöperanten wordt uitgedrukt in soorten coöperaties: werk(nemers) coöperatie, gebruikerscoöperatie, burgercoöperatie, energie(sector)coöperatie , etc. Dit is een belangrijke keuze want het bepaalt ook wat de kenmerken zullen zijn van de coöperanten. Immers, hun motivatie ligt in de match tussen hun thema's en behoeften en het aanbod van de coöperatie. Zij hebben ook een 'klantenrelatie', zelfs al kopen ze de diensten of producten niet! De coöperanten zijn samen eigenaar van alles wat de coöperatie bezit. Tegenover het kapitaal staan dus de bezittingen van de coöperatie. De waarde van die bezittingen kan sterk variëren. Soms is er meer waarde aan bezittingen dan het kapitaal, vaak is er minder waarde aan bezittingen dan waarde aan kapitaal. Want werkmiddelen worden afgeschreven en elk jaar minder waard. Terwijl het kapitaal soms nog stijgt. Op zich is dat geen probleem, maar wel een belangrijke indicator voor de gezondheid van een bedrijf, nl. Solvabiliteit. Het belangrijkste maatschappelijke effect van het feit dat een groep burgers eigenaar is van productiemiddelen, is dat dit leidt tot lokale economische veerkracht. Immers, wanneer door de globalisering wij met zijn allen voor ons dagelijkse behoeften teveel afhankelijk zijn van monetair beleid (Griekenland) of van energietoevoer (Japan) of van handelsbalans (Europa, België), dan zullen bij de volgende crisissen, die er zeker komen, wij met zijn allen behoorlijk hulpeloos zijn en zelf niet voor de productie van onze consumptie kunnen instaan. Ook niet voor essentiële behoeften. Daarom is het nodig dat wij samen essentiële productie middelen verwerven, in structuren die juridisch en financieel gezond zijn, en mits lokale verankering. Zo is het nodig om in sectoren zoals wonen en infrastructuur, voeding en natuur, energie, én kennis & cultuur te investeren op een manier dat de lokale gemeenschap tot een leefbare 'oikos' wordt, rekening houdend met de globalisering zonder die af te wijzen en rekening houdend met de beperking in capaciteit (menselijke capaciteiten, kapitaal, productiemiddelen, koopkracht en betalingsbereidheid) van lokale economie. En daarom onderneem ik, omwille van de maatschappelijke relevantie, niet omwille van persoonlijk vermogensopbouw.

vrijdag 21 augustus 2015

Een beslissingsboom voor donaties aan goede doelen.

Er bestaat een grote verscheidenheid aan clubs. Een grote diversiteit aan doelen. En vele manieren om te doneren. 

Wie wil doneren, doet dat vaak ad hoc, emotioneel en vaak voor noodhulp, bij rampen en soms oorlogen. Het houdt het midden tussen het kopen van een aflaat en het bijdragen aan een betere wereld. Maar om dat laatste effectief waar te maken, is het nodig meer planmatig te doneren in functie van specifieke doelen en daarmee output en impact. Die twee laatste begrippen worden vaak door elkaar gebruikt maar zijn wezenlijk verschillend. 

Ik doneer nooit 'spontaan' , geef nooit geld aan bedelaars en koop geen gadgets voor het goede doel. Ik ga liever voor 'geld met betrokkenheid'. Dus doneren maakt deel uit van een bredere kijk op de wereld en op hoe ik die wereld mee vorm geef. 

Want consumeren, dus ook doneren, is een politieke daad stellen. In het beste geval. In het slechtste geval is het van elke betekenis ontdaan en daarmee helpt zelfs het product niet meer om de behoefte te bevredigen. Het kopen zelf is dan de bevrediging geworden. 

Maar goed, ik beschouw mijn consumptiepatroon als een vorm van politieke actie. 
En doneren dus ook. Daarom heb ik een schema uitgewerkt van mogelijke goede doelen, hoeveel ik doneer of wil doneren en binnen welk doel of filosofie ik dat doe. 


Wat zijn mijn levensthema's? 

Met levensthema's bedoel ik die maatschappelijke thema's, die inhouden waarop je je betrokken voelt: voeding, wonen, energie, dieren, vluchtelingen, noem maar op... Meestal hebben die thema's te maken met persoonlijke ervaringen ( vooral als kind of jongere). Persoonlijke ervaringen leggen verbanden  met gelijkaardige, maar niet dezelfde,  omgevingen en mensen. Die associaties,vaak onbewust maken ons gevoelig voor thema's maar vooral voor beelden.  In plaats dat die beelden, die associaties jouw overvallen, kan je beter op zoek gaan naar wat je levensthema's eigenlijk zijn. Maak een lijstje.

Binnen die thema's ga je vervolgens alle mogelijke goede doelen opzoeken. Maak dus lijstjes. 

Vervolgens ga je verschillende dimensies en variabelen uitsluiten. Geografie, doelgroep, ideologie ( van het goede doel of van jezelf), effect en communicatie ( jawel, toch zeer belangrijk) en eventueel de reikwijdte en de schaal van de organisatie. 

Om daarin je weg te vinden, zoals je dat ook kan doen voor alle consumptiebeslissingen, kan je jezelf 4 vragen stellen over jouw keuze om een goed doel te steunen. De vraag is of jouw keuze duurzaam is op 4 dimensies. 

1. Wat zijn de kosten en baten voor jezelf? Bedenk dus een voordeel voor jezelf, hoe subjectief ook. Dat is eerlijker dan een soort vaag altruïsme aan te voeren. Anderzijds, hoeveel kost het jou? Niet alleen financieel, maar ook qua inspanning ( betalingsmodaliteiten, nieuwsbrief, inleefreis?) en sociaal (levert het eerder sociale prestige op of toch sociale afwijzing). 

2. Wat zijn de kosten en baten voor de onmiddellijke omgeving? Het is belangrijk dat de omgeving geen nadeel ondervind van de gemaakte keuzes. Het bedrag dat je reserveert moet dus redelijk zijn. Indien je te weinig budget hebt, beperk dan jouw engagement. Indien je wel geld kan geven, doe het dan in verhouding tot de impact die je denkt daarmee te realiseren. Indien een bijdrage van 50 euro gevraagd wordt voor 1 persoon 1 jaar lang school te laten lopen, volg die leidraad en stort dus dat bedrag of een klein veelvoud ervan. Herhaling, dus vaste opdrachten zijn een zeer duurzame keuze. Immers, de werving kost ook geld en andere middelen zoals drukwerk ( wat dan weer een ecologische kost is). En organisaties kunnen veel beter  plannen en begrotingen maken mits een vaste achterban. Hier geldt overigens de wet van het groot getal. Stort dus niet zoveel mogelijk geld, maar zet middelen ( tijd, geld) in om mensen te overtuigen hetzelfde (beperkte) engagement op te nemen. Ook dat is een gewenste ( of misschien niet zo gewenste) impact op uw omgeving. Ga daar bewust en zorgzaam mee om, maar anderzijds werkt voorleefgedrag zeer inspirerend. Sommigen hebben niet de tijd of de goesting om het denkwerk te doen, jouw keuzes kunnen als leidraad dienen. 
Een leuk en positief effect op jouw omgeving is dat wanneer je 'gelukkig' wordt van geven, dat bijdraagt tot de levenskwaliteit van jezelf en de mensen om je heen. Doneren draagt bij tot het bruto nationaal geluk.

3. Wat zijn de kosten en baten voor de 'mensheid'? M.a.w. Hoe zit het met sociale duurzaamheid van de organisatie. Dat gaat niet alleen over de mensen of groepen die bereikt worden, maar ook over omgang met eigen medewerkers, leveranciers en andere betrokkenen. Het is niet omdat een organisatie een sociaal thema heeft dat ze sociaal duurzaam zijn in hun werkwijze of relaties. Misschien sluiten ze, bewust of onbewust, wel groepen uit in hun werking. 
4. Wat zijn de kosten en baten voor de aarde, de ecosystemen? Hoe zit het dus met de milieu impact van de processen van goede doelen, noch los of ze een milieu thema hebben of niet. Het misverstand bestaat dat milieu NGO's per definitie op een ecologische manier werken en dus een goede balans hebben in de middel doel verhouding van de ingezette middelen. Niets is minder waar! 

De informatie om antwoorden te vinden vind je meestal op sites maar vooral in jaarverslagen. Ik weet het, het is vaak nogal droge, technische informatie. Kijk daarom uit naar goede doelen die een duurzaamheidsverslag maken, bvb. Volgens de GRI regels rapporteren. Anderzijds is een vlot verhaal onvoldoende, dus louter reclame en PR boezemt weinig vertrouwen in omdat het niet transparant is. 

Ik heb zelf mijn huiswerk gemaakt en zo is er een dashboard ontstaan. Net zoals bij het besturen van een auto, bestuur ik mij budget door naar de verschillende wijzers te kijken. En dan zijn de aanpassingen kinderspel. Want zowel de werkelijke noden, de organisaties als ikzelf blijven evolueren. Als de fundamenten goed zitten is daar niets mis mee. In tegendeel!

Veel plezier met het samenstellen van uw favoriete goede doelen. 



woensdag 12 augustus 2015

Eens iets anders: Klein lexicon van hoop en pijn

1. Hoop: de lijn op een leeg blad met op het einde de punt van het potlood , en dan het potlood en dan de hand en dan de mens. De mens die kijkt naar waar de lijn begon. Het verplaatsen in tijd en ruimte van een verwachte werkelijkheid. 2. Tevredenheid : telkens weer weten dat weten niet volstaat maar toch het tekort toestaan. 3. Strengheid : het onvolkomen moment zo goed kunnen benoemen, dat je de tijd haar bestaan ontzegt. 4. Angst: de mist waar je doorheen moet om tot betekenis te komen. Niet vertrekken levert meer leegte op dan de leegte die jij vermoedt na de mist. 5. Geluk: chemisch proces waarbij de reis in hoofd en hart belangrijker is dan de aankomst, het is illuster en verslavend. 6. Woede: sterke wind die jou uiteen rukt en weer bijeen veegt. Het laat toe het bloed tot leven te jagen. Maar het is ook de voorbode van de kleine en de grote dood. 7. Ziekte: zwalpen op de woeste baren van een storm, veroorzaakt door de elementen die elkaar niet meer lijken te vinden. 8. Geloof: de sluier voor de spiegel, die de reflectie over en met jezelf verhindert. Lades van een kast waar alles in zou kunnen passen. 9. Afgunst: imitatie van het gunnen aan jezelf, wat jij aan jou gegund zou willen zien. 10. Verdriet: de vijver van tranen waarin je kan zwemmen of verzuipen, het dal van de teleurstelling tussen twee bergen verwachtingen. Hoge bergen zorgen voor diepe dalen. 11. Moed: de motor van het onbesuisde handelen, elke motor heeft nood aan goede mechaniek en een stuur. Zonder kan moed dodelijk zijn. 12. Dankbaarheid: rechtstreekse communicatie tussen harten. Voelt nooit verkeerd als het echt is. Genereuze houding om in het leven te staan. 13. Mededogen: de kunst om te laten bestaan wat is, te respecteren wat niet is, te veranderen wat veranderbaar is en te omhelzen wat je niet zien of voelen wil. 14. Verbondenheid: de mime van de ziel die gelijkenissen zoekt, het risico op afwijzing durven lopen, de expressie van de ziel van de ander laten binnenkomen. 15. Eenzaamheid: de mate waarin je kleine en grote beslissingen alleen neemt en kleine en grote gevolgen alleen draagt. Kan gepaard gaan met druk sociaal leven. 16. Irritatie: " interessant" signaal waarbij jouw zijn zich vergelijkt met het zijn van de ander. Inter-esse, zijn tussen de zijnden, van tegengestelden. Voedt de zoektocht naar de grenzen van de eigen persoonlijkheid. 17. Verliefdheid: chemisch proces van lust, last, angst en geluk. Kermisattractie van het hart die tijdelijk de redelijkheid dronken maakt. Goed voor even, maar verder een illusie waarin we ons graag wentelen. 18. Goesting: ook een motor van handelen, soms onbesuisd maar veelal drijfveer die eerst gespannen staat, dan opveert en dan weer wacht op een signaal om op te spannen. Vermoeiende kracht, maar kan wel zorgen voor dynamiek vanuit stilstand. Ook wel vatbaarheid voor automatische herhaling indien we goesting niet goed besturen. Kan ons duur te staan komen. 19. Vreugde: opspringen van het hart, open staan van de zintuigen. In ontvangende modus. Aankomen op een punt dat het resultaat ontvangen kan worden. Onverwacht in positieve verbinding gaan. Een gekleurde bril opzetten en genieten van wat je ziet. 20. Verlies: het laten gaan van dat wat dood is, niet langer van u is, niet langer deel is van uw werkelijkheid. Verzet tegen verandering en voor het behoud van wat lijkt te zijn, waardoor net de verandering heviger binnen komt. Verlies is een constante en nodig in de cyclus van bestaan. Sterven is een wezenlijk onderdeel van leven. We hebben een tekort aan rituelen om met verlies om te gaan en het een plaats te geven. Maar dat geldt voor wel meer emoties en hun effecten. 1. Breinaaldpijn: pijn die aanvoelt alsof er een breinaald door jouw lijf wordt geschoven. Gaat vaak gepaard met verkramping van spieren. 2. Naaldenpijn: pijn die aanvoelt alsof er overal naaldenprikken worden uitgedeeld , over het hele lichaam of op 1 bepaalde plek. Ook wel tintelen genoemd maar dan in combinatie met onaangename effecten zoals tijdelijk verminderd gebruik van lichaam of delen ervan. Tekort aan doorbloeding. 3. Spanningspijn: pijn aan bvb het voorhoofd omdat de laag onder de huid trekt aan de huid, tegengesteld aan diepere lagen. Vaak gepaard met masserende bewegingen van de handen op een bepaalde plek (automatisch). 4. Piekerpijn: de ogen willen zich naar binnen draaien , niet langer echt kijken rondom, en in de hersenen is er een beweging van activiteit van links naar rechts en terug. De oren kunnen suizen. Verminderde concentratie en evenwicht. Sterk patroon dat zich herhaalt. 5. Zeurende pijn: pijn die langgerekt door een lichaamsdeel trekt, met een echo van de pijn die achterblijft, en dan weer hevig terug komt, zoals een sirene... Vaak ongezien door derden maar daarom niet minder relevant. Beïnvloedt het humeur. 6. Knagende pijn: pijn die knabbelt aan organen en andere weefsels, telkens voelbaar op een ietwat andere plaats, naast de vorige pijnscheut, alsof de pijn zich verplaatst maar toch lokaal. Gaat soms gepaard met grimassen. Kan wijzen op falende organen. 7. Brekende pijn: pijn die eerst heel schreeuwerig en branderig is , daarna volgt een soort stilte, een verdoving op die plek. Ook toepasselijk op de ziel. 8. Preventieve pijn: kleine pijntjes, zonder aanleiding, diffuus, kan niet makkelijk toegewezen of verklaard worden. Eerder als een vage vlek, in tegenstelling tot andere, meer puntige pijn. 9. Intelligente (slimme) pijn: pijn in functie van het 'slim' functioneren van het lichaam: bevalling, sport, etc. . Pijn die via ademhaling beheersbaar kan zijn. Niet geheel onaangenaam. 10. Hete of koude pijn (trauma pijn) : pijn die plots opkomt, vaak door trauma, waarbij het lichaam veel hitte produceert of net heel erg afkoelt. Of afwisselend beide. 11. Stralingspijn: pijn die zich voordoet over een groter gebied, dat zich verplaatst van ergens naar ergens anders. Zeer bedrieglijk. Vaak te vaag om er de vinger op te kunnen leggen. Frustrerend . 13. Koortsige pijn: typisch voor infecties en koorts, kenmerken van dehydratie en veel vochtverlies, verminderde capaciteit tot helder denken. 14. Fantoompijn: pijn die gevoeld wordt in lichaamsdelen die er niet meer zijn. Pijn de gevoeld wordt door het cultiveren van de geest van het verleden. Pijn die doet huilen. Pijn door associatie met pijn buiten jezelf ( bv. Film scène ) 15. Stress pijn: pijn als gevolg van 'lock in' van gewrichten en pezen. Ook wel pijn als gevolg van een 'lock in' van gedachten en overtuigingen. 16. Leugenachtige pijn: pijn die zich manifesteert om andere pijn te verbergen. Vaak theatraal van aard, sterk veruitwendigd . 17. Mechanische pijn: pijn als gevolg van mechanisch 'falen', weinig betekenis, bv in je vinger snijden of enkel verzwikken. Ook wel 'domme pijn'. 18. Hartpijn: pijn in de borststreek, moeilijke en korte ademhaling, vaak met angst als emotie, gevoel van plaatsgebrek in de borstkas. Kan ook optreden bij louter psychische aanleidingen (dus psycho somatisch van aard zijn) 19. Louterende pijn: via fysieke pijnprikkel, vaak zelfgekozen, de ziel laten zuchten. Pijn die toelaat emotie aan bod te laten komen, als 'trigger' om dingen te deblokkeren. Ontsluiten van een kamer vol verbod en gebod. 20. Chemische pijn: pijn op het niveau van de chemie van het lichaam, inclusief de chemie in hersenen. Zintuigen werken minder goed en soms is er misselijkheid. Knetterende kortsluitingen. Gespannen zenuwbanen.

maandag 4 mei 2015

Coöperatief Ondernemen

Ik had mezelf beloofd er niet meer aan te beginnen. En toch... er is weer een nieuwe coöperatie geboren. Na LUDI educatieve winkel, die 10 jaar bestaat maar geen coöperatie is, en na De Natuurfrituur, die als coöperatie in de sociale economie het vijfde jaar is ingegaan, is er nu ook Partago. Partago is een gewone coöperatie,en dus niet eentje in de sociale ecomie, maar wel met een duurzaam doel: minder lawaai en vervuiling in de stad én minder auto's door het organiseren van elektrisch autodelen. Deze keer is het een high tech bedrijf, die een app ontwikkelt en een wagenpark zal beheren. Alleen coöperanten kunnen van de dienstverlening gebruik maken. Je moet dus 'lid' worden door minstens 1 aandeel te kopen. Deze coöperatie is 'kapitaal intensief', dus is er naast de 'kamer' voor de coöperanten/gebruikers ook een 'kamer' voor investeerders. Zij kopen minstens 20 aandelen. En zoals dat gaat met babytjes, hebben ze veel aandacht nodig. Dus ren ik van frituur naar vergadering, van info sessie naar raad van bestuur. En zeggen dat ik eigenlijk ziek ben, ja dat is ook echt. Maar nog even, heel even , wil ik deel uit maken van de creatie van die nieuwe wereld, de duurzame stad-staat Gent. Waar coöperatief ondernemen straks weer zo hip zal zijn als 100 jaar geleden. Ik heb het gevoel dat ik de fakkel doorgeef, het vuur aansteek bij jonge mensen. En vraag aan die generatiegenoten met veel te veel spaargeld om solidair te zijn. Is het niet via belastingen en staat, dan via coöperatief investeren in lokale economische veerkracht en daarmee in hun eigen stad ...

maandag 9 februari 2015

Over kruimels en het brood...

Een paradigma is een set van aannames, een geheel van opvattingen. Het gaat bijvoorbeeld om een mensbeeld, een natuurbeeld, etc. Nog enkele zijn: de maakbaarheid van de mens, het nutsdenken, het antropocentrisme van de westerse mens, het opzeggen van het sociaal contract met de maatschappij, het afzweren (of maximaal verkleinen) van de staat... Dat zijn allemaal ideologische keuzes gebaseerd op utopieën, of ze van Aynd Rand komen of van de deep ecology beweging. Daar is op zich niets mis mee, maar het is goed zich daar bewust van te zijn. Wat is het alternatief, m.a.w. wat is de paradigma shift waarover steeds vaker geschreven en gedebatteerd wordt, minstens in ecologische kringen? Dat alternatief draait oa om herverdeling, een thema dat tijdens de laatste decennia van de vorige eeuw onder tafel belandde om er nooit meer echt op te geraken. Deze keer draait het niet meer om het herverdelen van de groei, maar om het herverdelen van verlies, van verminderen. Waarbij we niet meteen moeten aannemen dat zoiets slecht zou zijn of ons ongelukkig zal maken. In het nieuwe paradigma is geld is slechts een transactiemiddel en brengen we economische transacties terug binnen de grenzen van aarde en menselijke vermogens. Dat betekent per definitie 'verminderen', wat dan weer resulteert in grote variatie van verlieservaringen. Dat hoeft niet noodzakelijk een werkelijk verlies van welzijn te betekenen. Maar we zijn niet meer geoefend in neen, in afwijzing, in verminderen. Dus gaan we het uit de weg. Het is net het voortdurend afwentelen van de mogelijkheid tot verlieservaring, dat ons doet spartelen in het drijfzand van het geglobaliseerd kapitalisme. Dat geglobaliseerd kapitalisme biedt geen antwoord op de nood aan herverdeling en de staat is zo sterk gereduceerd dat het niet langer zijn primaire taken naar behoren kan uitvoeren. Dus is het aan ons om op verschillende manier aan herverdeling te doen. Filantropie is daar één van, maar ook een gevaarlijke piste. Silicon valley bijvoorbeeld, waar veel kapitaal zit en kapitaal virtueel nog groeit, vindt het democratisch proces niet efficiënt genoeg en achterhaald. We mogen dus vragen stellen over het paradigma waarbinnen zij met kapitaal omgaan. Daar tegenover staan wij, het volk. Wij kunnen zelf de lokale economie versterken. Wij kunnen zelf een meer veerkrachtige gemeenschap worden. Alleen, daar is ook kapitaal voor nodig. Onze economie is 'cash drained', d.w.z. dat er veel te veel geld uit het dagelijks economisch verkeer (dus geld als transactiemiddel) wordt gehaald en daarmee uit de reële economie. Er wordt teveel gespaard en niet alleen omwille van uitgestelde consumptie, het risico kapitaal is steeds minder ter beschikking van ondernemers en ondernemingen omdat het rendement op kapitaal via de ondernemingen niet kan concurreren met speculatieve markten en financiële producten. En dan zijn er de banken, die hebben een groot waterhoofd als gevolg van geldcreatie door schuld. Ook nu is 'quantitative easing' door de ECB niet meer dan uitstel van executie. Het volume geld vertegenwoordigt niet langer de mogelijkheid tot productie en consumptie, nu of later. Of om Piketty te parafraseren: je kan vraagtekens plaatsen bij de verhouding tussen kapitaal en nationaal inkomen. Kortom, om dit gezond te krijgen, gaan we massaal kapitaalvernietiging, en vernietiging van kapitaalgoederen, tegemoet. Die 'verlieservaring' zou zich, op een herverdelende manier, moeten spreiden over alle stakeholders. Maar helaas verloopt het anders. De buffers die nu aangelegd worden in geld, wat een valse zekerheid is, zijn pogingen om verlieservaring voor zichzelf en de eigen peergroup tegen te gaan en af te wentelen op 'de anderen', meestal lagere socio economische groepen. Al die druk komt uiteindelijk terecht bij de plebejers en die roeren zich. Ze maken elkaar áf, niet met wapens, maar door elk sociaal contract met de samenleving op te zeggen en/of de illusie te koesteren dat ze van de anderen (financieel georganiseerd) onafhankelijk zijn. Niets is minder waar ... Als we steeds minder kruimels hebben, steeds minder reëel geld in de dagelijkse transacties (het nationaal inkomen), omdat het brood (het nationaal vermogen) van de tafel werd gehaald en we bijgevolg die kruimels steeds sneller moeten laten rond gaan in het productie en consumptieapparaat, dan is het logisch dat men nog een snede van het brood wil halen en terug brengen naar de reële economie. Er zijn nu gewoonweg niet genoeg kruimels om elkeen te laten deelnemen aan dat apparaat...