maandag 22 december 2014

Over het basisinkomen...

Ik ben een gematigd voorstander van het basisinkomen. We moeten inderdaad het inkomen, en het kunnen toekomen aan de sociale grondrechten door elke burger, los koppelen van formele, betaalde arbeid. Maar het is zeker geen oplossing voor alle problemen. Want naast financiële armoede, is er ook culturele, emotionele, sociale en intellectuele armoede. Dat geldt zowel voor de samenleving als voor individuen. Een voorbeeld van die paradox is de schulden die goedbetaalde voetballers hebben. Of goedbetaalde arbeiders met loonbeslag. Dus naast een basisinkomen is het nodig om een goed werkend middenveld én een goede hulpverlening te organiseren. Dat hoeft niet in tegenstelling te zijn met het basisinkomen, ook niet financieel. Het eerste wat moet gebeuren is dat burgers, middenklasse evengoed als de rijken, opnieuw een sociaal contract aangaan met de gemeenschap en met de staat. Dus opnieuw kiezen om via de staat onze gemeenschappelijke infrastructuur, zowel fysiek, sociaal als financieel te organiseren. Nu is bijna niemand nog langer bereid om dat via de staat, via de overheid te doen. De staat is iets wat we wantrouwen. Het tweede dat moet gebeuren is een sterke vereenvoudiging van het overheidsapparaat, waardoor de overheid meer inhoudelijk resultaten kan boeken, meer dan louter procesresultaten. Het derde is dat voor een aantal dingen er iets moet bestaan tussen privaat kapitaal en publiek kapitaal. Want hoe het kapitaal zich beweegt, bepaalt hoe de samenleving er uit ziet en welke bedrijven en organisaties er komen, dus ook welk soort tewerkstelling. Er zal ook grote behoefte zijn aan secundaire tewerkstelling: materialen kringloop, kringloopsector, onderhoud allerhande, mens intensieve dienstverlening. Want een aantal mensen zal heel graag willen werken om meer te verdienen, maar de paradox van de arbeidsmarkt wordt niet kleiner met het invoeren van een basisinkomen. De logica zelve is dat inderdaad de vermogens bijdragen tot dat basisinkomen. Zij krijgen er heel wat voor terug: sociale vrede, een goed investeringsklimaat, betere werknemers aan een veel lagere (rechtstreekse) kost, etc. Bovendien ontstaan die vermogens in het beste geval door het afromen van winsten ontstaan uit meerwaarde. Een basisinkomen is dus een herverdelende strategie. Let wel, een deel van de mensen die wel meerwaarde produceren (waardoor het systeem betaalbaar blijft) zullen een substantieel deel zien vertrekken naar het herverdelend mechanisme. Dat wil zeggen dat de oude strijd tussen vakbonden (via loon delen van de winst naar zich toe trekken) en de werkgevers (zoveel mogelijk winst maken met een zo laag mogelijke kostenstructuur, dus ook kost van mensen) vervangen wordt door een gezamenlijke afdracht in de richting van een groep mensen die niet tot de ene of andere categorie behoren. En nooit tot één van de categorieën zullen behoren. Wat het basisinkomen dus ook oplevert is helderheid over wie nu eigenlijk echt tot de arbeidsmarkt behoort en er echt ‘thuis hoort’. Anders gezegd: wat is het reële aanbod en de reële vraag op de arbeidsmarkt en hoe verhouden die zich tot elkaar in termen van profielen en prijs. Dus samen met het basisinkomen zullen we moeten afstappen van het idee dat ‘arbeid’ (zoals nu: job, functie, mandaat en loon) de sleutel is tot identiteit en zingeving van het individu. Sinds de industriële revolutie hebben we immers geleerd dat ons hele leven draait rond het economisch nut van elk individu. We meten ook elkaar af aan beroep, loon en sociaal – economische positie. Vaak vragen we bij een kennismaking: wat doe jij zoal in het leven? En dan doelen we niet alleen of niet zozeer op de inhoudelijke aspecten maar op de positie die we iemand toekennen. Dus als het basisinkomen een hefboom kan zijn, dan graag. Maar niet als een generieke oplossing waarbij de individuele verantwoordelijkheid nog groter wordt (want de meesten kunnen die verantwoordelijkheid simpelweg niet dragen…)

maandag 13 oktober 2014

Horeca als sociale economie...

Toen ik vier jaar terug besloot om toch een project op te zetten in de horeca, kon ik niet vermoeden hoezeer De Natuurfrituur zou werken als een labo voor een toekomstige horeca, hoe klein onze schaal tot nu toe ook is! Vanaf de eerste dag dat het project op mijn bureau belandde, zag ik zowel het potentieel maar ook de belangrijkste valkuil van het project: de creatie van jobs, op een voor de medewerkers werkbare manier, maar met een loonkost die in verhouding staat tot de rendabiliteit van de arbeid en daarmee de verkoopbaarheid aan het publiek. Iedereen wil een goed loon, een loon naar werken! Maar van zodra diezelfde werknemers consument worden, daalt de bereidheid om te betalen voor de arbeid van medeburgers , verrekend in producten en diensten, dramatisch. Dat is natuurlijk behoorlijk hypocriet. Dus heb ik gewerkt aan twee variabelen: de betalingsbereidheid van de klant verhogen én de loonkost terug brengen in combinatie met minder werkdruk. Dat laatste is de praktische definitie van sociale economie zoals bedoeld in het maatwerkdecreet: de VDAB geeft personen met een afstand tot de arbeidsmarkt een rugzakje met korting op de loonkost net omdat 'rendabele' arbeid aan een volledige loonkost niet mogelijk is. Tussendoor wil ik wel meegeven dat de horeca vooral moet werken aan betalingsbereidheid naar klanten, werken aan 'employer branding' naar werknemers en werken aan een algemene opwaardering van de (sociale) prestige van en binnen de sector. De horeca is niet de vuilbak van de arbeidsmarkt, maar een sector die bij uitstek diverse groepen jobs kan aanbieden die niet delokaliseerbaar zijn. Beste sector, haal eens een echte marketeer in huis! Maar nu terug naar de mensen, de relatie tussen het loon van de mensen achter de toog en de betaling ervan door de mensen voor de toog, direct en indirect. We moeten eerst durven een aantal vaststellingen doen. Ten eerste, een aantal mensen kan niet terecht op de bestaande arbeidsmarkt en zullen daar nooit terecht kunnen. Er is immers een grens aan het 'upgraden' van mensen. Ten tweede kijken heel veel mensen neer op de horeca, terwijl ze er vaak genoeg gebruik van maken. Iedereen eet graag frietjes van de frituur, maar vinden friturist nu niet meteen een eervol beroep. Mijn klanten snappen niet waarom een intellectueel graag bio frietjes serveert. Ten derde zijn er binnen de horeca heel veel taken die nu uitgevoerd worden door overgevraagde medewerkers, terwijl die beter uitbesteed worden aan mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt . Het zijn vaak taken die als 'niet rendabel, niet te verrekenen' worden gemarkeerd. Ten vierde moet de sector wit worden, niet alleen voor de schoon ogen van de fiscus ( John Crombez heeft echt schone ogen) maar vooral om als sector te kunnen ontwikkelen, innoveren en investeren. De sociale economie zoals wij die nu kennen bestaat uit een conglomeraat van vzw's die mits enveloppe financiering 'handjes' verzamelen om er dan 'werk' voor te zoeken. De economische finaliteit was er vaak zoek. De rendabiliteit ook. Het maatwerkdecreet, dat er gekomen is na een veroordeling door Europa, gaat niet uit van de financiering van structuren via enveloppen , maar van de financiering van de verminderde arbeidsrendabiliteit van mensen. Dat zegt natuurlijk niets over de waarde of waardigheid van mensen, alleen iets over de vermarktbaarheid van hun arbeid. Dat betekent dat vanaf 2015, meer dan twee jaar na het stemmen van de wet, er eindelijk uitvoeringsbesluiten komen die mogelijk maken voor elke ondernemer, klein en groot en dus ook horeca ondernemers, om mensen aan te werven die zo'n 'rugzakje van arbeidsmarktmaatregelen' hebben meegekregen of -nog belangrijker voor de horeca- zo'n rugzakje zouden moeten krijgen. Concreet betekent dit dat we actief moeten zoeken naar mensen die voor zo'n rugzakje in aanmerking komen om hen jobs te geven in die anders ofwel onbetaald worden gedaan door de gefrustreerde, vermoeide ondernemer, ofwel gedaan Orden aan eigenlijk een te grote kost, nl. de full cost tijd van de huidige medewerker. Dat vraagt wel wat investering en professionalisering van de ondernemer, en ondersteuning door het sociaal secretariaat. Maar samen kunnen we grote maatschappelijke winst boeken, mensen waardig werk geven, wit weken en oh ja ook nog de burger leren betalen voor de arbeid van de medeburger! Daarom stond in mijn businessplan ook het maatwerkdecreet als noodzakelijke voorwaarde voor het slagen van onze coöperatie in de sociale economie. Ik hoop vurig dat er in 2015 eindelijk een doorbraak komt...

maandag 26 mei 2014

De schoonmakerij en ander fraais

Het is niet van mijn gewoonte om te bloggen over het triviale van het dagelijks leven. Maar vandaag schijnt de zon, fiets ik door de stad met mijn Ice Trike, zit op het terras van een hip koffiehuis en luister naar een stel 'thirty something' marketing IT'ers.  De hele wereld ligt -althans theoretisch-aan hun voeten. Ze spreken casual het woord duurzaam meermaals uit maar hun plannen laten het tegengestelde vermoeden. Overmorgen zijn er verkiezingen.
Mijn stad, de stad waarin ik woon, gonst van de mogelijkheden. Er hangt een 'Yes we can' gevoel. Het is hier goed wonen en leven. Toch voor wie een rol heeft, en een loon, een mandaat en sociale identiteit.
Maar de lelijkheid is nooit ver weg. De armoede tiert welig in de wijkende wijken. Een deel van de bevolking is amper bewoner van deze stad, laat staan deelnemer aan het feest dat democratie zou kunnen zijn. Mensen trekken zich terug uit de complexe werkelijkheid. Ze vereenvoudigen hun leven door voortdurend keuzes te vermijden en te vloeken op de keuzes van anderen.

En daar tussen loop ik...

Even verder loop ik langs De Schoonmakerij, een hip en ecologisch dienstenchequesbedrijf.
De dames, waarschijnlijk met Zuiderse of Ottomaanse roots, tonen mij de producten en leggen mij hun werkwijze uit. Ik zou ze graag wat langer beluisteren en ook zelf wil ik een uitleg geven. Over ecologisch schoonmaken. Over sociaal ondernemerschap. Over segmenteren. Over de nood aan een schoonmakerij in de hoofden van mensen. Over het schuren in de politiek.

Maar de plicht roept: er liggen nog voldoende uitdagingen op de plank.



woensdag 7 mei 2014

Over vermogen en vermogens...

Onlangs werd er nogal wat gepubliceerd over vermogens en inkomen in het kader van het duiden de spreidstand tussen arm en rijk. De publicatie van het boek 'Capital in the 21 st Cenury' zal er wellicht ook iets mee te maken hebben.

En omdat er toch wel vragen zijn over mijn eigen 'vermogen', geef ik in navolging van Low Impact Man, een overzicht van mijn vermogen en mijn vermogens. Dus van wat ik economisch bedoel met vermogen. En wat ik menselijk bedoel met vermogens.

Elk gezin (ook 1 persoons gezinnen) hebben, net als elk bedrijf, drie indicatoren van 'financiële gezondheid', nl. solvabiliteit, rendabiliteit en liquiditeit. Solvabel ben je als veel 'bezittingen' hebt waar geen schulden aan verbonden zijn (of veel minder schulden dan de basiswaarde van jouw bezittingen). Dat kan dus betekenen dat je veel bezit maar bijvoorbeeld geen geld op rekeningen staan hebt. Dan heb je een 'gebrekkige' liquiditeit', dus je hebt niet zomaar geld ter beschikking. Het derde, de rendabiliteit, is de mate waarin jouw vermogens, ook jouw menselijke vermogens en dus jouw arbeid, geld opleveren. Dat geld krijgt in hoofdzaak drie bestemmingen: consumptie (niet duurzame goederen) - dat geld gaat dus terug naar de economie en buiten het gezin-, sparen zonder investeren - dat is wat jouw liquiditeit bepaalt. En dan is er het investeren in zowel je eigen duurzame goederen (zoals een huis) of collectieve of andermans duurzame goederen (zoals een windmolen coöperatie) en dat maakt voorwerp uit van jouw solvabiliteit. Net zoals in een bedrjif moet je daar een 'optimum' in zoeken, naargelang het soort gezin dat je bent of de activiteiten die je doet.

Om een voorbeeld te geven: Ik ben bijvoorbeeld wel solvabel, niet rendabel en niet liquide. Ik ben dus rijk aan vermogen (eigen huis!!!), maar ik heb welgeteld 84 euro spaargeld en elke maand gebruik ik mijn inkomen tot de laatste euro.
Bovendien heb ik geen mogelijkheid om 'meer geld te verdienen' (rendabele arbeid) omdat ik arbeidsongeschikt ben en eigenlijk ziek.
De arbeid die ik verricht voor de coöperatie  is niet 'economisch rendabel' en doe ik onbezoldigd. De arbeid die ik verricht als consultant wordt weliswaar gedeeltelijk vergoed, maar ik draag de opbrengsten af in vermindering van mijn uitkering (vanwege het solidariteitsbeginsel) en dat verhoogt mijn inkomen dus niet.

Ik heb een instrument ontwikkeld in het kader van 'kijken naar kansarmoede op de werkvloer' waarin ik juist heel erg inzet op het 'scoren' (binnen HR processen) van die andere vermogens, naast het materiële (financiële) vermogen en het intellectuele vermogen. Twee vermogens die immers een grote rol spelen in het economisch proces van productie en consumptie en winst generen. Ik laat ook het sociaal, het emotioneel en het cultureel vermogen (ik spreek over 'kapitalen') aan bod komen. Daar zitten immers nog grote hefbomen om eventuele 'tekorten' van de andere kapitalen op te vangen. Het zijn net die kapitalen die we kunnen inzetten voor de volgende transities. Maar dan moeten ze wel bij de mensen aanwezig zijn, en dat is zeker niet bij iedereen in een zelfde mate het geval en bij sommige is er ook daar sprake van grote armoede. En bovendien moet je niet alleen over vermogens beschikken, je moet ook de kracht hebben om die te ontwikkelen en in te zetten. Het ontbreken (of verdwijnen) van veerkracht, draagkracht en wilskracht zijn wellicht nu de grootste belemmering voor kansarmen (en minder kansarmen) om over te gaan tot transitie. Verandering vraagt veel energie en als die krachten ontbreken, komt er vaak van persoonlijke groei, emancipatie weg van de armoede of transitie in het eigen leven weinig terecht. We hebben dat te respecteren (niet te aanvaarden!) en moeten daar ook rekening mee houden (bijvoorbeeld in onze methodieken).

Er is zowel in Noord-Amerika als in Europa het geloof dat 'vermogen' het resultaat is van 'hard werken' en 'winnen of winst maken'. In werkelijkheid is vermogen steeds vaker het resultaat van 'erven' en 'speculeren', twee mechanismes die niets met de echte economie, waar arbeid een grote rol hoort in te spelen, te maken hebben. Zolang iedereen gelooft dat hij of zijn ook wel eens 'rijk' zou kunnen worden door 'slim werken en ondernemen' is er aan voor de moeite. De weinige mensen die dat is gelukt worden weliswaar wereldberoemd , hun verhaal is steevast een film waard, maar statistisch is die waarschijnlijkheid even klein als de lotto winnen.
Het boek van Picketty , Capital in the 21st century, staat op mijn lijstje...

Om verwarring te vermijden: vermogenden (dus de top 5% bijvoorbeeld) halen een substantieel deel of geheel hun inkomen (consumptiebudget) uit vermogen en niet uit arbeid. Zelfs als ze werken, zullen vermogenden hun vermogen zien stijgen omdat hun inkomen, dat meestal ook al heel hoog is, zien stijgen met het surplus van het niet besteedde deel van hun maandinkomen (dus maandinkomen - consumptie budget). Voor mensen met een hoge liquiditeit, die een buffer in geld aanhouden, gebruik ik de term 'spaarder'. De aard van het sparen en de intensiteit ervan bepalen of iemand evolueert van spaarder tot vermogende, wat niet heel vaak gebeurt binnen een mensenleven. Hoewel, een mensenleven duurt zoveel langer dus tijd speelt een grote rol in opbrengst van spaargeld tot het punt waarop het vermogen wordt!  Er is dus meestal (tot nu toe) sprake van vermogensopbouw door erving , net omdat spaargelden geërfd worden en vervolgens gebundeld geraken tot 'vermogen'.

En tenslotte : ik ben erg te vinden voor een 'voldoende aanwezigheid van de staat', net om te garanderen dat mensen tot hun sociale grondrechten komen, ook al zijn ze arm, hebben ze weinig te bieden of zijn ze onaardig. Ik hecht heel veel belang aan sociale zekerheid en rechtszekerheid, zodat geen enkele individu afhankelijk moet zijn van een groep andere individuen of van een transactiewaarde om te (over)leven. Dus ook mensen zonder veel vermogens, zonder (spaar)geld en niet zo slim moeten menswaardig kunnen leven. En dat zijn er meer dan wij ons kunnen voorstellen.

zaterdag 1 maart 2014

Groen! Of Groen?

Nick Meyen schreef op FB een open brief naar Wouter Van Besien, wat neerkwam op een aanklacht tegen het Groene populisme waarmee Groen communiceert: 'werk,werk,werk' en 'hogere (netto) lonen'. De vraag is of het Groene Project er nog in te herkennen valt? En of Groen gelijk heeft deze strategie (tactiek, eigenlijk) te hanteren? Hieronder mijn commentaar ....

Nick, ja en nee.
Eerst het micro-niveau.
We moeten niet streven naar een wereld zonder onwetendheid, of zonder mensen die 'onbewust' zijn, maar aanvaarden wie en wat we zijn. Het is daarbinnen, binnen de grenzen van de maakbaarheid van de mens,  dat verandering gerealiseerd kan en zal worden. Dus zal een meerderheid aan groene kiezers niet dezelfde keuzes maken als jij of LIM deed (of ik doe). Dat hebben we tot nader order te respecteren! Electorale communicatie moet daar in passen, want de burger is consument geworden, met een mentaliteit van hier, nu, ik. En er is weinig mentale ruimte voor iets als het algemeen belang. Of 'verdienen' deze burgers geen groen alternatief? Indien wel, zullen we toch langs het populisme moeten passeren, als stijl, en de groene inhoud hertalen naar het volk...
Nu het meso niveau .
Groen kan als partij een hefboom zijn voor het wijzigen van fysieke en mentale structuren , voor het veranderen van culturele praktijken. Gent bewijst dit. Er hangt hier een 'vibe' die burgerschap uitlokt.
Nu wordt dit nog ingevuld door de bakfietsbobo's, maar "zien eten, doet eten".
Bovendien staat werk, in de huidige constellatie, gelijk met inkomen en mogelijkheid tot consumeren, voor 'iemand zijn' en een (vals) gevoel van zekerheid. Voor een meerderheid van mensen is werken een vorm van identiteit, voor sommigen(enkelen?) ook nog eens zingevend. We gaan in BAU een jobless growth tegemoet. Wat wil je daar tegenover zetten? De belofte om jobs te creëren, juist ja. Het volk wil brood en spelen, dwz een inkomen om dat te kopen. En inkomen is zowel mentaal als in onze economische organisatie gekoppeld aan arbeid. Of datgene wat wij als arbeid benoemen, net omdat het formeel is georganiseerd. De angst voor koopkracht verlies zit diepgeworteld. En er is een grote mate van 'externe locus of control': men vindt dat men een job moet krijgen, dat de politiek verantwoordelijk is voor de werkgelegenheid (terwijl het kapitaal de voornaamste spelbreker is, ook voor ondernemers), en dat fabriek en vakbond moeten zorgen voor brood op de plank. Dat heeft ertoe geleid dat we nu in Vlaanderen, in België, met een groot gebrek aan lokale economische veerkracht worden geconfronteerd.
Nu het macro-niveau.
Wie ook de jobs belooft, die komen er niet ! In ieder geval niet op maat van wat zich aandient op de arbeidsmarkt. De inspanningen die nu geleverd worden, richten zich steevast op arbeid met grote toegevoegde waarde (een schaars aanbod op de arbeidsmarkt) om het kapitaal tevreden te stellen. Dat zal veel import van dat soort WN opleveren en/of delokalisatie. En anderzijds is er de ongeschoolde, niet delokaliseerbare  arbeid die grotendeels met publieke middelen zou ingevuld moeten worden. Want dat doet het kapitaal wel: cherry picking. Tezelfdertijd zitten we met een steeds kleinere, steeds armere overheid. Dus met minder middelen, minder loonmassa over steeds meer mensen te verdelen. En dan is er nog het 'natuurlijk electoraat van groen': de middenklasse die werkt in zorg, onderwijs, hulpverlening, vzw's en NGO's. Ik overdrijf een beetje... Zij vallen er eigenlijk tussenuit als de welvaartsstaat wordt ontmanteld. Zij hebben sterke aversie tegen risico en verandering (in het eigen leven), zij vertegenwoordigen een koopkracht die niet gering is en waarop ze niet willen inboeten, ook al willen ze het behoud van diezelfde verzorgingsstaat en armoedebestrijding. Ze geloven nog altijd in het trickle down effect (wij weten dat dit een illusie is en ecologisch niet houdbaar, een echte herverdeling dringt zich op). Die koopkracht willen ze wel heroriënteren naar ecoconsumptie, en daar zit voorlopig de grootste hefboom voor verandering: minder milieu-impact en creatie van tewerkstelling door 'groene economie' lokaal te verankeren. Het is too little, too late... Maar , zo werkt democratie via het stemhokje: most avanced YET ACCEPTABLE. Wil jij daar een ideologische dictatuur tegenover zetten?

donderdag 9 januari 2014

Is er dan geen 'business case' voor Duurzaam produceren en consumeren?

Let's be honest: real sustainability may not make business sense. Considerations such as 'what do you really care about' and 'who do you serve' should be drivers of sustainability, not profit.
Dat stond er hier te lezen in the Guardian gisteren. Ik las het met gemengde gevoelens. Enerzijds ben ik een moralist, dus een beetje meer ethiek in de economie zou zeker niet misstaan. Economie was nog niet zo lang geleden een 'ethische wetenschap' , niet een cijfermatig geobjectiveerde reeks van stellingnames. Dat schrijft Sedlàcek in zijn boek 'De economie van goed en kwaad'. Anderzijds vind ik de stellingname ronduit elitair. Terwijl er steeds meer mensen zijn, in de Europese context alleen al, die nooit (volwaardig) terecht kunnen op de arbeidsmarkt en de gemiddelde consument goedkoop willen consumeren op kosten van de bevolking van China en Bangladesh, is de betalingsbereidheid voor duurzame producten, inclusief lokale en duurdere arbeid, nog nooit zo laag geweest. Dat is niet de verantwoordelijkheid van de ondernemer, zelfs niet van de overheid, maar van de burger die zich schizofreen gedraagt: de ene keer als steeds duurdere werknemer, de andere keer als 'gierige' consument.
Ook als je als ondernemer fundamenteel kiest voor duurzaamheid (multi-dimensioneel), en vanuit de juiste middel-doel verhouding, heb je een goed businessmodel nodig om deel te kunnen nemen aan de markt en daarmee de doelstellingen van uw bedrijf te financieren. Dat winst geen finaliteit zou mogen zijn, dat is juist. Maar winst maken is wel degelijk een voorwaarde en een middel om de doelen te realiseren, zowel sociaal als ecologisch. Er is dan ook niets mis met een winstgevende activiteit, noch met een 'marktwerking' waarin vraag en aanbod elkaar ontmoeten. Er is iets mis met mensen, zowel ondernemers, werkgevers, werknemers, consumenten als burgers (al dan niet via de overheid of via stemgedrag) die totaal van God los functioneren in een soort hedonistisch walhalla, in een ethisch vacuüm, met een grote morele (en soms ook emotionele) leegte.
Als je de volgende keer aankopen doet, beste consument, leef je dan in in de wereld van grondstoffen en arbeid en doe niet aan een ander aan wat je zelf niet wil aangedaan worden. Consumeer minder, juister en aan de juiste prijs. Ik kan het niet genoeg herhalen. En oh ja, neem deel aan de productie van lokale duurzame producten en diensten die nooit zo goedkoop kunnen zijn, maar wel jobs creëren. En ik als ondernemer zal business ontwerpen en uitvoeren ter eer en glorie van echt duurzame markten. Maar als consumenten geen markt willen vormen, als burgers niet willen mee investeren, dan heeft echt duurzaam ondernemen helemaal geen zin. Mijn onderneming, en dus de werkgelegenheid, kan maar bestaan bij gratie van uw keuzes. Keuzes die meer kosten, waardoor je minder (keer) kan kopen, maar die wel degelijk blijvende voldoening geven en zin geven aan het dagelijks bestaan, niet louter het uwe maar dat van uw bijna directe medemensen. Ik zie jullie graag bij een volgende gelegenheid aan het frietkot van De Natuurfrituur.