woensdag 12 augustus 2015

Eens iets anders: Klein lexicon van hoop en pijn

1. Hoop: de lijn op een leeg blad met op het einde de punt van het potlood , en dan het potlood en dan de hand en dan de mens. De mens die kijkt naar waar de lijn begon. Het verplaatsen in tijd en ruimte van een verwachte werkelijkheid. 2. Tevredenheid : telkens weer weten dat weten niet volstaat maar toch het tekort toestaan. 3. Strengheid : het onvolkomen moment zo goed kunnen benoemen, dat je de tijd haar bestaan ontzegt. 4. Angst: de mist waar je doorheen moet om tot betekenis te komen. Niet vertrekken levert meer leegte op dan de leegte die jij vermoedt na de mist. 5. Geluk: chemisch proces waarbij de reis in hoofd en hart belangrijker is dan de aankomst, het is illuster en verslavend. 6. Woede: sterke wind die jou uiteen rukt en weer bijeen veegt. Het laat toe het bloed tot leven te jagen. Maar het is ook de voorbode van de kleine en de grote dood. 7. Ziekte: zwalpen op de woeste baren van een storm, veroorzaakt door de elementen die elkaar niet meer lijken te vinden. 8. Geloof: de sluier voor de spiegel, die de reflectie over en met jezelf verhindert. Lades van een kast waar alles in zou kunnen passen. 9. Afgunst: imitatie van het gunnen aan jezelf, wat jij aan jou gegund zou willen zien. 10. Verdriet: de vijver van tranen waarin je kan zwemmen of verzuipen, het dal van de teleurstelling tussen twee bergen verwachtingen. Hoge bergen zorgen voor diepe dalen. 11. Moed: de motor van het onbesuisde handelen, elke motor heeft nood aan goede mechaniek en een stuur. Zonder kan moed dodelijk zijn. 12. Dankbaarheid: rechtstreekse communicatie tussen harten. Voelt nooit verkeerd als het echt is. Genereuze houding om in het leven te staan. 13. Mededogen: de kunst om te laten bestaan wat is, te respecteren wat niet is, te veranderen wat veranderbaar is en te omhelzen wat je niet zien of voelen wil. 14. Verbondenheid: de mime van de ziel die gelijkenissen zoekt, het risico op afwijzing durven lopen, de expressie van de ziel van de ander laten binnenkomen. 15. Eenzaamheid: de mate waarin je kleine en grote beslissingen alleen neemt en kleine en grote gevolgen alleen draagt. Kan gepaard gaan met druk sociaal leven. 16. Irritatie: " interessant" signaal waarbij jouw zijn zich vergelijkt met het zijn van de ander. Inter-esse, zijn tussen de zijnden, van tegengestelden. Voedt de zoektocht naar de grenzen van de eigen persoonlijkheid. 17. Verliefdheid: chemisch proces van lust, last, angst en geluk. Kermisattractie van het hart die tijdelijk de redelijkheid dronken maakt. Goed voor even, maar verder een illusie waarin we ons graag wentelen. 18. Goesting: ook een motor van handelen, soms onbesuisd maar veelal drijfveer die eerst gespannen staat, dan opveert en dan weer wacht op een signaal om op te spannen. Vermoeiende kracht, maar kan wel zorgen voor dynamiek vanuit stilstand. Ook wel vatbaarheid voor automatische herhaling indien we goesting niet goed besturen. Kan ons duur te staan komen. 19. Vreugde: opspringen van het hart, open staan van de zintuigen. In ontvangende modus. Aankomen op een punt dat het resultaat ontvangen kan worden. Onverwacht in positieve verbinding gaan. Een gekleurde bril opzetten en genieten van wat je ziet. 20. Verlies: het laten gaan van dat wat dood is, niet langer van u is, niet langer deel is van uw werkelijkheid. Verzet tegen verandering en voor het behoud van wat lijkt te zijn, waardoor net de verandering heviger binnen komt. Verlies is een constante en nodig in de cyclus van bestaan. Sterven is een wezenlijk onderdeel van leven. We hebben een tekort aan rituelen om met verlies om te gaan en het een plaats te geven. Maar dat geldt voor wel meer emoties en hun effecten. 1. Breinaaldpijn: pijn die aanvoelt alsof er een breinaald door jouw lijf wordt geschoven. Gaat vaak gepaard met verkramping van spieren. 2. Naaldenpijn: pijn die aanvoelt alsof er overal naaldenprikken worden uitgedeeld , over het hele lichaam of op 1 bepaalde plek. Ook wel tintelen genoemd maar dan in combinatie met onaangename effecten zoals tijdelijk verminderd gebruik van lichaam of delen ervan. Tekort aan doorbloeding. 3. Spanningspijn: pijn aan bvb het voorhoofd omdat de laag onder de huid trekt aan de huid, tegengesteld aan diepere lagen. Vaak gepaard met masserende bewegingen van de handen op een bepaalde plek (automatisch). 4. Piekerpijn: de ogen willen zich naar binnen draaien , niet langer echt kijken rondom, en in de hersenen is er een beweging van activiteit van links naar rechts en terug. De oren kunnen suizen. Verminderde concentratie en evenwicht. Sterk patroon dat zich herhaalt. 5. Zeurende pijn: pijn die langgerekt door een lichaamsdeel trekt, met een echo van de pijn die achterblijft, en dan weer hevig terug komt, zoals een sirene... Vaak ongezien door derden maar daarom niet minder relevant. Beïnvloedt het humeur. 6. Knagende pijn: pijn die knabbelt aan organen en andere weefsels, telkens voelbaar op een ietwat andere plaats, naast de vorige pijnscheut, alsof de pijn zich verplaatst maar toch lokaal. Gaat soms gepaard met grimassen. Kan wijzen op falende organen. 7. Brekende pijn: pijn die eerst heel schreeuwerig en branderig is , daarna volgt een soort stilte, een verdoving op die plek. Ook toepasselijk op de ziel. 8. Preventieve pijn: kleine pijntjes, zonder aanleiding, diffuus, kan niet makkelijk toegewezen of verklaard worden. Eerder als een vage vlek, in tegenstelling tot andere, meer puntige pijn. 9. Intelligente (slimme) pijn: pijn in functie van het 'slim' functioneren van het lichaam: bevalling, sport, etc. . Pijn die via ademhaling beheersbaar kan zijn. Niet geheel onaangenaam. 10. Hete of koude pijn (trauma pijn) : pijn die plots opkomt, vaak door trauma, waarbij het lichaam veel hitte produceert of net heel erg afkoelt. Of afwisselend beide. 11. Stralingspijn: pijn die zich voordoet over een groter gebied, dat zich verplaatst van ergens naar ergens anders. Zeer bedrieglijk. Vaak te vaag om er de vinger op te kunnen leggen. Frustrerend . 13. Koortsige pijn: typisch voor infecties en koorts, kenmerken van dehydratie en veel vochtverlies, verminderde capaciteit tot helder denken. 14. Fantoompijn: pijn die gevoeld wordt in lichaamsdelen die er niet meer zijn. Pijn de gevoeld wordt door het cultiveren van de geest van het verleden. Pijn die doet huilen. Pijn door associatie met pijn buiten jezelf ( bv. Film scène ) 15. Stress pijn: pijn als gevolg van 'lock in' van gewrichten en pezen. Ook wel pijn als gevolg van een 'lock in' van gedachten en overtuigingen. 16. Leugenachtige pijn: pijn die zich manifesteert om andere pijn te verbergen. Vaak theatraal van aard, sterk veruitwendigd . 17. Mechanische pijn: pijn als gevolg van mechanisch 'falen', weinig betekenis, bv in je vinger snijden of enkel verzwikken. Ook wel 'domme pijn'. 18. Hartpijn: pijn in de borststreek, moeilijke en korte ademhaling, vaak met angst als emotie, gevoel van plaatsgebrek in de borstkas. Kan ook optreden bij louter psychische aanleidingen (dus psycho somatisch van aard zijn) 19. Louterende pijn: via fysieke pijnprikkel, vaak zelfgekozen, de ziel laten zuchten. Pijn die toelaat emotie aan bod te laten komen, als 'trigger' om dingen te deblokkeren. Ontsluiten van een kamer vol verbod en gebod. 20. Chemische pijn: pijn op het niveau van de chemie van het lichaam, inclusief de chemie in hersenen. Zintuigen werken minder goed en soms is er misselijkheid. Knetterende kortsluitingen. Gespannen zenuwbanen.