dinsdag 27 december 2011

En nog meer over geld…

Ik ben een Letser. Ik ben lid van Lets Gent.  En samen met meer dan 250 andere letsers komen er transacties tot stand in het ruilen van tijd (diensten) en goederen via een nominale waarderingseenheid. Dus zijn ‘onze’ stropjes een complementaire munt. Net zoals de Equi, waarover meer hier. De Equi is veel meer ideologisch geladen, en vooral heel ‘zweverig’ en weinig uitgewerkt.  Als begin van antwoord op vragen van een aantal letsers over de Equi, wil ik het onderstaande met jullie delen.

Net zoals de stropjes kan de equi slechts werken als een complementaire munt en niet ter vervanging van de euro.  Een munt is immers maar een ‘voorstelling’ van een waarde, terwijl de echte problemen zitten bij de waardebepaling en bij de transacties , die tussen mensen georganiseerd worden. De equi is veel  meer ideologisch geladen dan de stropjes, omdat we binnen Lets Gent daar ook voor kiezen. Er zijn namelijk heel verschillende invalshoeken en redenen waarom iemand wil en kan letsen en Lets Gent spreekt zich daar in se niet over uit. 

Veel belangrijker dan de munt is het sociaal contract waarmee we elke soort munt inzetten.  Daarmee bedoel ik: waarvoor wil ik hoeveel betalen, hoeveel heb ik over voor rechtvaardigheid, duurzaamheid, het betalen van andermans arbeid in de juiste condities, etc.  We zijn de voorbije decennia vooral getraind om ‘prijs’ af te wegen tegen ‘het verwachte nut of genot’ van goederen en diensten. Dus kijken we alleen naar een heel klein stukje van de hele keten, namelijk het stukje ‘consumeren’. Consumeren bestaat uit een reeks ‘transacties’ , net zoals letsen, waarbij je telkens moet nadenken over drie  dingen: wat zijn mijn behoeften, welke behoeftebevrediger ga ik kiezen en kan ik verkrijgen, en hoeveel ‘waardering in monetaire eenheden’ heb ik er voor over.  Nu denken we vaak over onszelf dat we rationele wezens zijn die bewuste keuzes maken, maar niets is minder waar.  We doen maar wat, worden geregeerd door diepe denkpatronen die niet noodzakelijk adequate oplossingen opleveren en bovendien gaan we vaak in op impulsen en emoties. Bovendien zijn we ook biologisch bepaald, bijvoorbeeld is elk van ons één van de drie types in het reageren op (vermeend) gevaar (flee, freece , fight van Darwin). Dat en nog veel meer bepaalt meer dan geld of monetaire systemen hoe een samenleving eruit ziet.  Ook binnen Lets komen een aantal ‘oude’ gewoonten terug, ook al betekenen ze niets binnen Lets, omdat we zo geconditioneerd zijn in een aantal aannames.
Bijvoorbeeld kunnen een aantal Letsers het niet nalaten om te ‘sparen’.  Toch werkt dit voor Lets contraproductief. Er ontstaat namelijk geen ‘meerwaarde’ met sparen. En Lets kent geen ‘verzekeringsbeginsel, bvb.  tegen toekomstige tekorten’.

In tegendeel, als er teveel stropjes vastzitten zowel aan de bovenkant als aan de onderkant van de schaal, zijn er in het totaal minder stropjes die kunnen bewegen en dus minder transacties mogelijk.  Daarom heeft in de echte economie sparen ook  invloed op inflatie/deflatie…

In het denken over geld moeten we vermijden dat we het kind met het badwater weggooien. Lets bewijst juist het belang van een ‘nominale waardering via een eenheid die kan geruild worden’, wat de primaire functie van elke munt is. De ‘vertaling’ van behoefte naar behoeftebevrediging binnen een transactie is een veel complexer verhaal en gaat samen met een aantal sociale regels, normen en waarden ook, en met een aantal ‘economische wetmatigheden’, ook in consumentengedrag. Bijvoorbeeld is het  binnen Lets niet de bedoeling om ‘meerwaarde  te capteren’ en dus winst te maken.  Daarom is een uur 40 stropjes waard, want we eigenlijk waarderen we de tijd die we spenderen als letser.  Door het stijgend aantal transacties in het letsen van goederen, is het veel minder duidelijk hoe dan die waarde bepaald wordt. En dus zullen de beste verkopers net dat verhaal brengen, net die waarde weten aan te prijzen zodat er ‘maximale betalingsbereidheid’ ontstaat. Of aan de andere kant zullen mensen argumenteren op ‘prijs’, namelijk dat een brood goedkoper is via Lets dan in de winkel (zelfs al wordt dat niet expliciet aangegeven, het leeft zo onder de afnemers).

Eigenlijk is dat niet anders dat het samenstellen van elementen die de prijs van iets bepalen. In een gewone economie (distributie en verkoop van goederen en diensten)  is dat reeds gebeurd waardoor je een bepaald goed koopt met een bepaalde prijs, verpakking, winkel, functies en levensduur (om maar een paar elementen te noemen).

Wat is er nu anders in Lets? Dat ieder voor zichzelf moet uitmaken hoever je wil gaan in het ‘uitdokteren’ van de waarde binnen een transactie (van goederen, die van diensten is min of meer bepaald).  En dat gaat altijd samen met jouw persoonlijke doel en met de normen/waarden die je hanteert. Met andere woorden, met welk sociaal contract maak jij deel uit van de groep?  Ben je iemand die genereus in het leven staat en voornamelijk een ‘teveel’ wil delen of ben je iemand die voortdurend ‘tekorten’ ervaart en probeert via Lets die ‘tekorten’ op te lossen?  Is er nooit genoeg? Ben je er op uit om te ‘maximaliseren’  en om  je te ‘verzekeren’ tegen onzekerheid en onvoorspelbaarheid via het zoveel mogelijk tegoeden opbouwen en zo onafhankelijk mogelijk van anderen te zijn?  Of ben je eerder iemand die (bewust) in ‘interafhankelijkheid’ wil leven met anderen en met ecosystemen?  Durf je ook te rekenen op anderen, ook al heb je niet meteen een tegenwaarde te bieden? Ben je solidair en durf je op solidariteit te rekenen.  Dat zijn wezenlijke vragen en bepalen veel meer hoe je met geld (of stropjes) omgaat , dan de organisatie van een monetair systeem (in de primaire functie).  Toch merken we ook bij Lets dat enige ‘regulering’ van het systeem zich opdringt. En omdat we niet van regels houden, proberen we dat tot een minimum te beperken. Maar het zijn de leden zelf die verantwoordelijk zijn voor het feit dat we als organisatie meer ‘sturend’ zullen moeten worden.  Lets is dus een zeer boeiend experiment, net omdat vele soorten mensen eraan deelnemen.  De Equi is veel utopischer en eigenlijk niet goed uitgewerkt in haar ‘systeemkenmerken’ en daarom kan het niet werken…

Ik heb er geen idee van of deze bijdrage een antwoord is op de vragen van Letsers maar  ik zou een (symbolische)stropjesvergoeding  erg waarderen ;-)

Immers is kennis ook een ‘goed of dienst’ die niet meteen een ‘marginaal nut’ oplevert, maar elke beschaving houdt nu eenmaal ook denkers en dichters in leven…

Warme groet

maandag 19 december 2011

Een kerstverhaal over geld…

Er was eens...geld. En dat geld oorspronkelijk ‘talenten’ waren. Dus vertel ik eerst de parabel van de talenten. Talenten zijn Romeinse munten. Niet toevallig noemen we het menselijk vermogen , het menselijk kapitaal, nu ook ‘talenten’.

De parabel vertelt het verhaal van een meester en drie dienaren. Elk van hen ontvangt hetzelfde aantal talenten en kort nadien sterft de meester. De eerste stopt de talenten in een pot, begraaft de pot en gaat stiekem regelmatig kijken of de talenten nog in de pot zitten. De tweede toont de talenten aan iedereen en gebruikt ze helemaal op en eindigt met niets. De derde zet de talenten in om bij te leren, dingen te maken, dingen te bouwen en het resultaat te delen.

Of anders verteld, we hebben als mens drie reflexen in ons reactiepatroon gebaseerd op de biologische reflexen bij gevaar, door Darwin ‘flee, freece, fight’ genoemd. En in elk van ons is één reflex dominant aanwezig. De ‘vluchter’ is de utopist, de dromer of de hedonist, diegene die alles opgebruikt en verder zich geen zorgen maakt, niet nadenkt over morgen of over de anderen. Dit is het type van de ‘consumentist’. ‘De stilstaande, de statische, is diegene die wil behouden wat is en men wat heeft, en zal met argwaan elke verandering of vernieuwing bekijken. Het is het type dat zeer weinig zal investeren. Dit is het type van de passieve spaarder. De derde is de vechter, en die zal talenten inzetten om te veranderen, te verbeteren, te vernieuwen, ook wel soms te verliezen maar ook veel te winnen. Deze zal wel investeren , ondernemen of produceren.

Die zeer sterke reflex bepaalt ook hoe je met jouw geld omgaat. En naargelang jij één van de types bent, zal je andere keuzes maken en daarmee andere gevolgen ondervinden.

Er was eens… inkomen. Inkomen is het geld dat je ‘verdient’. Er zijn aan de basis maar twee manieren om geld te verdienen, namelijk via ‘arbeid’ en via ‘kapitaal’. Al het geld dat binnen komt, en dus jouw inkomen vormt, is de basis waarop je belast wordt en waarop jouw bijdrage aan de sociale zekerheid wordt berekend. Het netto inkomen is dus het beschikbaar inkomen en dat wordt verondersteld te worden verdeeld over ‘consumeren’ en ‘sparen’. Sparen is dus geen ‘investeren’ maar het bijhouden van geld dat beschikbaar blijft voor uitgaven . Ook voor banken is dat niet hetzelfde. Spaargeld is een ‘deposito’ en een spaarrekening is niet veel anders dan een zichtrekening. De bank moet immers ten allen tijde dat geld beschikbaar houden. De bank moet dus voldoende ‘liquide’ zijn om de onmiddellijke verplichtingen na te komen en kan dat geld niet echt voor iets anders gebruiken. Een bank is een bedrijf als een ander, dus moeten ook alle bedrijfskosten betaald worden. Dat moet betaald worden van de winst die banken maken, maar vooral moet er voldoende ‘kapitaal’ zijn, niet dat van de mensen maar dat van organisatie zelf, om dat allemaal te betalen. Samen met de eigen bezittingen en vermindert met de leningen (zoals om gebouwen te bouwen) is dat de ‘solvabiliteit’ van de bank. Om winst te maken moeten de mensen die in de bank werken heel goed werken, efficiënt werken en minder kosten dan de vergoeding die de klanten betalen voor de dienstverlening. Maar dat laatste lukt niet helemaal. Meer nog: de rendabiliteit, de winstgevendheid, van een bank komt niet tot stand door de diensten waarvoor we betalen, maar door de vergoedingen die betaald worden voor het maken van winsten met het geld van investeerders. Dus dat is dan geen ‘inkomen’ voor de bank uit arbeid (diensten aan klanten) maar inkomen uit kapitaal (winst op beleggen, etc.) Natuurlijk wordt dat ook door mensen gedaan, maar hun loon bestaat veel meer uit een procent uit winst dan uit de vergoeding voor de gewerkte uren.

Een bank heeft dus ‘eigen geld’, krijgt deposito’s dat het moet bewaren en ter beschikking houden en krijgt geld waarmee het mag ‘spelen’ op beurs, beleggen in fondsen en andere financiële producten.

Met het eigen geld moeten ze de eigen organisatie financieren. De deposito’s kunnen ze wel gebruiken als ‘borg’ voor het verstrekken van leningen. Vroeger mochten er niet meer leningen door de bank worden uitgeschreven als 9 keer het bedrag dat in de bank aanwezig was als deposito’s , als borg dus. We mogen er immers van uitgaan dat niet iedereen de rekeningen op hetzelfde moment willen leegmaken. Indien dat wel gebeurt, heet dat ‘a run on the bank’. En dat gebeurt alleen als de burgers/ consumenten niet meer geloven dat het geld nog in de bank aanwezig is.

Met het geld van ‘investeerders’ of ‘beleggers’ , het geld van ‘derde partijen’ dus, wordt gewerkt om winst te maken. Hoe meer winst er wordt gemaakt, hoe meer de bank vergoed wordt en hoe meer de medewerkers verdienen. Vroeger waren er twee soorten banken, een ‘gewone’ bank (primaire bankfunctie) en een investeringsbank. Maar naarmate iedereen meer verdiende, meer spaargeld had en ook wel ‘met geld iets wou verdienen’ , werd deelnemen aan de beurs, het beleggen, het kopen van risicovolle financiële producten, ook een ‘sport’ voor de ‘gewone mens’.

Veel (hard) werkende mensen wilden eigenlijk steeds minder geld verdienen door louter werken en waren steeds meer bezig met hun inkomen, en zeker hun toekomstig pensioen, aan te vullen met inkomen uit ‘vermogen’. Dat is (spaar)geld, maar bijvoorbeeld ook gebouwen. En daarmee kwamen de banken onder druk te staan om meer geld te investeren (volume) en meer winst te maken (door beleggen en speculeren). En toen kwam internet, de investeringsbubbels en in 1989 werd ook de 1/9 regel (aan deposito’s) losgelaten. Er waren geen grenzen meer aan speculatie, aan het creëren van geld, aan fictieve of toekomstige winsten die alleen bestonden door te gokken op een verlaging of verhoging van een waarde van bijvoorbeeld een aandeel. Al dat geld dat virtueel ontstond, bestond natuurlijk niet in de echte economie. En dus moest de echte economie snel groeien en dat kon alleen door veel, zeer veel leningen uit te schrijven. Dus konden de banken niet meer ‘wachten’ op de deposito’s van spaarders. En dat mechanisme is onderdeel van ‘monetariseren’. Uit het niets werd geld , veel geld , gecreëerd via enkele toetsen op de computer van de bank. De centrale bank moet dit alles ‘beheren en beheersen’.

Omdat de regel van ‘deposito als waarborg’ werd verlaten, werden er staatsgaranties gegeven tot 100.000 euro per spaarder, per bank. Want ondertussen hebben veel banken minder geld in kas dan ze moeten geven aan de spaarders, soms ook minder eigen vermogen dan alle schulden die ze hebben als organisatie. Sommige banken maken ook keer op keer te weinig winst, maar moeten wel het geld van derden terug kunnen geven, soms tegen gegarandeerde voorwaarden, en ook hun werkingskosten betalen. Omdat ze hun inkomsten (als organisatie) vooral uit ‘beleggen’ halen, zijn mislukte beleggingen een bedreiging voor het voortbestaan van de bank.

Om duurzaam bezig te zijn met geld kan je drie dingen doen:

- Duurzaam consumeren , wat zowel betekent minder kopen (aantal keer shoppen, aantal goederen, meer diensten) maar ook meer betalen wanneer je weet dat alle echte kosten in de prijs zitten en ook doorbetaald worden.

- Duurzaam sparen, wat betekent dat jouw bank het personeel goed behandelt, dat je goede dienstverlening krijgt en dat het geld vooral borg staat voor leningen aan bedrijven, organisaties en particulieren die er ‘duurzame dingen’ mee doen. Dat is de filosofie van onder andere Triodos bank. Het is dus ook belangrijk dat de bank ‘voorzichtig’ is in de verhouding tussen ‘deposito’s’ (zichtrekeningen en spaargelden) en ‘leningen’ . En dat het beleggen ook voorzichtig gebeurd en natuurlijk alleen in ethische fondsen. Ook het verschil tussen de inkomsten uit de dienstverlening (krijgen van interest vermindert met uitbetaalde rente en de vergoedingen voor de dienstverlening (bankkosten) en inkomsten uit de winst op investeren en beleggen is belangrijk. We weten immers dat daar gevaar schuilt voor de financiële gezondheid van de bank zelf, als organisatie.

- Duurzaam beleggen. Dat kan je doen op twee manieren. Ofwel stap je in een ‘ethisch fonds’ waarbij een aantal ‘ethische aspecten gegarandeerd zijn’. De bank belegt dan jouw geld, en dat van vele anderen, voor jou en biedt jou verschillende soorten garanties en beloofde opbrengsten. Of je kan nog andere ‘financiële producten’ kopen, zoals pensioensparen of pensioenverzekering. De tweede manier is zelf, rechtstreeks te investeren in projecten of bedrijven. Je kan als particulier geld lenen aan iemand die een onderneming wil starten, de win-win lening, met bepaalde voordelen. Of je kan aandelen kopen in duurzame bedrijven, zoals coöperatieven , bijvoorbeeld Ecopower, Triodos zelf of De Natuurfrituur.

Je kan dus binnen elk ‘type’ duurzaam met geld omgaan. Of je nu eerder een consument bent, een spaarder of een belegger/investeerder, er bestaan altijd duurzame keuzes. Duurzaam geld kan nooit samengaan met ‘winstmaximalisatie’, of het nu steeds goedkoper consumeren is of steeds meer winst halen uit beleggen of investeren. Daarom is het belangrijk dat het uiteindelijk doel is van geld, van jouw geld. Wat wil je met jouw geld bereiken.

En dat brengt ons terug bij de parabel van de talenten. Je kan ‘begraven’ (sparen, behouden) , consumeren ( vluchten, vluchtig met geld omgaan) of ‘inzetten’ (investeren, beleggen, deel zijn van het productie apparaat). Aan jou de keuze…

Vrouwen, kansarmoede en criminaliteit...

Eerst geef ik het artikel uit DS hieronder weer, zodat er niet moet gelinkt worden.
Daarna volgt mij commentaar, via Facebook. In een poging om minder in 'gespreide slagorde ' te communiceren, zet ik dit op deze blog.

BRUSSEL - De meeste vrouwelijke gedetineerden hebben geen parcours van jeugddelinquentie achter de rug, zo blijkt uit de doctoraalscriptie van VUB-onderzoekster An Nuytiens.

Veel mannen die veroordeeld zijn en in de gevangenis zitten, hebben een serieus verleden als jeugddelinquent. Op jonge leeftijd kwamen ze al in aanraking met het jeugdparket of de jeugdrechtbank. An Nuytiens, onderzoekster van de vakgroep criminologie van de VUB, ging na of dat voor vrouwelijke gedetineerden ook geldt en welke factoren volgens de vrouwen zelf de oorzaak waren dat ze in de criminaliteit belandden.

Nuytiens interviewde hiervoor 41Vlaamse vrouwelijke gedetineerden die definitief veroordeeld of geïnterneerd zijn in de gevangenis van Antwerpen, Gent, Hasselt en Brugge. Ze bestudeerde hun strafblad en opsluitingsdossier. De feiten die de vrouwelijke veroordeelden pleegden zijn heel divers: drugsfeiten, diefstal, levensdelicten zoals moord en doodslag, ook kindermoord. Sommigen zaten een straf uit van enkele maanden, anderen waren tot levenslang veroordeeld.

Destructieve liefdesrelatie

'We zien bij vrouwelijke gedetineerden een heel ander beeld', zegt Nuytiens. 'De vrouwen zijn meestal geen volwassen geworden jeugddelinquenten. Slechts 6 van hen kwamen in hun jeugd in aanraking met de jeugdrechtbank en 6 met het jeugdparket. Bij nader onderzoek bleek het dan meestal niet te gaan om delinquent gedrag maar om een problematische opvoedingssituatie (bijvoorbeeld een kind dat moet geplaatst worden omdat de ouders er niet meer voor kunnen zorgen). Ik had ook verwacht dat uit de levensverhalen zou blijken dat zo goed als alle vrouwelijke gedetineerden slachtoffers waren van een slechte jeugd, maar ook dat bleek niet het geval te zijn. Veel vrouwen vertelden dat ze een onproblematische en zelfs goede jeugd hebben gehad. Slechts veertien waren in contact geweest met het comité bijzondere jeugdzorg. Vaak waren dat dezelfde vrouwen die ook met de jeugdrechtbank of het jeugdparket in aanraking kwamen.'

Volgens Nuytiens komen veel vrouwen pas in de problemen als ze al volwassen zijn. 'Ofwel omdat ze verslaafd zijn aan alcohol of drugs, of omdat ze financiële problemen hebben of, opvallend, omdat ze in een destructieve liefdesrelatie zitten. Het gaat dan om vrouwen die een dominante, jaloerse partner hebben', legt Nuytiens uit. 'Die heel geïsoleerd leven, daardoor ook afhankelijk zijn van hun man, die slachtoffer zijn van partnergeweld en het financieel moeilijk hebben bijvoorbeeld omdat hun man het geld vergokt. Maatschappelijk hebben ze weinig draagkracht, waardoor ze moeilijk uit de relatie kunnen stappen. Ik wil die vrouwen niet voorstellen als de grote slachtoffers van hun relatie. Ze zien zichzelf niet als passieve wezens die geen keuze hadden. Ze vinden wel degelijk dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun daden, maar het feit dat ze criminele feiten pleegden heeft wel vaak rechtstreeks of onrechtstreeks met de destructieve liefdesrelatie te maken.'

Relatie met kinderen

Opvallend: vrouwen die aangaven dat ze wel een slechte jeugd hadden gehad, vonden niet dat ze dat als excuus konden gebruiken. Sommigen vertelden: 'Tijdens mijn assisenproces werd dat als verzachtende omstandigheid aangehaald, maar ik vind zelf dat dat er niets mee te maken heeft. Ik heb als volwassene gewoon zelf een verkeerde keuze gemaakt.'

Nog opvallend was dat veel van die vrouwen een slechte relatie met hun moeder hadden. In verder onderzoek wil de vakgroep criminologie nagaan of dat voor mannelijke gedetineerden ook zo is. Veel van die vrouwen hadden ook een slechte relatie met hun kinderen, al vóór ze in de gevangenis belandden. Door de detentie verslechterde die nog, ook al omdat veel vrouwen ver van hun gezin in de gevangenis zitten. 'Een celstraf heeft in het algemeen al een eerder negatief effect', zegt Nuytiens. 'Maar voor vrouwen pleit ik er toch voor om nog spaarzamer met celstraffen om te springen. Vrouwen zijn vaak de primaire verzorgers van de kinderen, en als zij worden opgesloten, valt dat helemaal weg, waardoor de kinderen vaak geplaatst moeten worden.'

Mijn commentaar:
Het is voor mij in ieder geval een illustratie van de 'bijzondere kansarmoede' bij die vrouwen. Kansarmoede die veelal maar niet noodzakelijk de vorm aanneemt van generatiearmoede. Maar zeker niet altijd materiële armoede is. Ik lees tussen de lijnen vooral een gebrek aan sociaal, emotioneel en intellectueel kapitaal. En een onmogeliijkheid om zelf het eigen bestaan vorm te geven. En veel 'voortplanting' van geweld. Wie geweld is aangedaan, in welke vorm ook, zal ook geweld produceren. Het vergt haal wat talenten en krachten om aan die spiraal te ontsnappen. En helaas, mensen die dit niet kennen, kunnen zich daar amper in inleven. Al helemaal niet als je uitgaat van een 'humanistisch ideaal' van de verlichte mens die zichzelf voortdurend ontwikkeld tot meer mens en rationeel reflecteert. Niets is minder waar...
Er zijn heel veel factoren, en geen enkele kan je benoemen als 'determinerend'. Maar blijft het feit dat er naast structurele elementen (uitwendigheden die men als determinerend ervaart, vaak vanuit een externe locus of control) er ook persoonlijke elementen zijn waar je al dan niet aan de slag mee gaat om je te emanciperen, weg van de armoede. En dat laatste perspectief vraagt natuurlijk 'interne locus of control'. En net dat laatste ontbreekt vaak, met als gevolg een gevoel dat er niet te kiezen valt, dat men geen macht heeft over het eigen bestaan, dat men louter systeemkritiek uit... Hoewel er zeker systeemfouten zijn en dito verantwoordelijkheden, kan je kansarmoede, geweld en crimineel gedrag (eigenlijk a-moreel gedrag) niet toewijzen aan louter een systeem of louter een individueel falen... Waarbij ik zeker geen automatische verband wil leggen tussen kansarmoede en criminaliteit. In tegendeel.

zaterdag 17 december 2011

Voedsel, voeding, voedend… de vervoeging van welzijn?

Mijn liefde gaat door de maag. Eten is immers een emotionele daad. Ik eet dus niet alleen om mij te voeden. Maar ik lijd dan ook geen honger (meer). Dus kan ik nadenken over mijn voeding. Waar het vandaan komt? Waartoe het dient? Welk verhaal ermee verteld kan worden. Wat het werkelijk kost? En of het mij gelukkig maakt.

Onlangs was ik nog op een breinstorm sessie over vermijdbaar voedselverlies. Naast de crisissen ‘energie’, ‘klimaat’ en ‘monetair’ is er immers ook een voedselcrisis. Ik ben het met Oliver De Schutter eens. Meer nog dan nood aan voedselproductie moeten we het hebben over voedselsouveriniteit en over de ‘oorlog omtrent nutriciënten’, het voedende van voeding dus.

Daarmee is duidelijk dat voedsel , de productie van voeding, de keuze van voeding en het al dan niet gebrek aan voedende bestanddelen gekoppeld is aan kansarmoede enerzijds en aan welzijn anderzijds.

Daarom stel ik voor om  het volgende te doen in tijden van crises:
- vrijwillig verliezen, verminderen
- samen eten en drinken
- zelf transitie, nieuwe systemen produceren….

zondag 11 december 2011

nog meer tourist lab...

Na breinstormen en wilde ideeën , eindelijk tijd om business model te ontwikkelen. Maar ik lig er wel uit. Want men wil niet volgen in het ingwikkeld maar duurzaam verhaal van gemengde financiering, crowdsourcing en duurzaam/traag geld...

De weg is lang, er is een weg afgelegd...

mijn 'cross wired' brein is aan de slag op het tourist lab. Onder leiding van Ewoud van Levuur en in opdracht van Toerisme Vlaanderen,de overheid dus,mogen we drie dagen in het Brusselse hotel BLOOM verblijven en vooral werken. Heerlijk,leerrijk en ook wel confronterend. Voor de andere deelnemers om mij te ontmoeten,maar ook voor mezelf in het hanteren van mijn toch wel nadrukkelijke aanwezigheid.
Geukkig wel echt strategische keuzes richting duurzaamheid kunnen inbrengen. Duurzaamheid wordt vooral ingevuld in de versie van Van Dale,niet die van Brundlandt. Meer nog, het wordt misschien nog wel gekoppeld aan milieu maar niet aan de sociale dimensie. Zucht, nog een lange weg te gaan...
Maar dat ik vanuit 'het alternatieve circuit' kan deelnemen en welkom ben,is al een hele vooruitgang. Grappig ook hoe mensen zich bijna onmiddelijk verantwoorden in hun persoonlijk gedrag als ze horen dat ik geen auto heb, geen vliegtuig neem en vegetariër ben. Tien jaar terug keken ze mij meewarig aan. Dus toch ook al een weg afgelegd.

woensdag 30 november 2011

Een zoveelste poging..

Overal vind je mijn geschriften, maar helaas niet op deze blog. Ik kan het niet laten om commentaren te schrijven, een bijdrage te leveren, ideeën te spuien, maar helaas niet op deze blog.
Naarmate ik meer schrijf of fora, blogs en sites, realiseer ik me dat ik waarschijnlijk mijn kruit verschiet.
En dus keer ik terug naar mijn eigen 'stek'. Ik heb nog veel bij te leren over het dagelijkse digitale leven, merk ik. Ook al kan ik precies uitleggen hoe het zou moeten...
Straks, als het weer interessant wordt, zal ik lezers zoeken. Maar nu zal ik nog wat oefenen in regelmaat.

donderdag 24 maart 2011

Weg met het draagvlak voor MVO?

Jos Reinhoudt schriijft op de blog van BECO, een consultant in MVO, een bijdrage met de provocerende titel ‘weg met het draagvlak voor MVO’. Ik citeer hier een stukje en geef daaronder mijn reactie. Want ik kom ze wel eens tegen, de ingenieurs van BECO en ze kijken inderdaad een beetje meewarig naar die ‘energieke' amateurs’ zoals ik. Terwijl het ook anders zou kunnen…

“De laatste tijd krijg ik steeds meer de kriebels van al die ‘jonge honden’ die duurzaamheid in hun bedrijf willen ‘promoten’, streven naar ‘draagvlak’ voor energiebesparing en die hun bazen ervan willen overtuigen hoe ‘leuk’ duurzaam ondernemen wel niet is.
Als ik dat ‘jeugdige enthousiasme’ voor duurzaamheid allemaal zie, zakt de moed me in de schoenen. Niet omdat ik niet voor duurzaam ondernemen zou zijn (integendeel!), maar omdat het aangeeft dat duurzaamheid kennelijk het stadium van liefhebberij nog niet ontgroeid is. Vervang in al die vlammende betogen het woord ‘duurzaamheid’ eens door ‘financiële degelijkheid’ of ‘betrouwbare producten’ en je proeft het verschil. “

Zoals altijd, is het een én én verhaal! Ik begrijp, na meer dan twintig jaar pionierwerk, zeer goed de frustratie van de medewerker van BECO, net vanuit die positie. Maar hoor ik daar ook geen typische 'engeering' benadering in? Het professionele instrumentarium voor MVO bestaat zowel uit 'harde' als uit 'zachte' instrumenten, die goed gekozen moeten worden ingezet. Inderdaad, er is nog teveel 'one shot' en teveel 'Green washing' en 'HR niceties'. Aan de andere kant zijn  er ook te weinig professionele spelers op de Belgische markt, waardoor alleen een smal segment kan bediend worden op die geëikte (en niet alleen geijkte ;-) manier die BECO en haar concullega's eigen is. Ook draagvlak creëren is een professioneel onderdeel van een MVO strategie en acties. En naargelang het soort organisatie is dat eerder aan de orde dan technische ingrepen en technologisch optimisme. Op het anecdotische niveau bezig zijn, creërt immers het draagvlak voor meer fundamentale transities die er toch zitten aan te komen. Trouwens in productie omgevingen is de louter top down (de ingenieur weet het en de productiemedewerker doet het) ook achterhaald. Kijk naar six sigma (of een balanced score card). Dat evolueerde ook tot een procesmatige aanpak (tot op zekere hoogte), waarin participatie wordt gevalideerd. Ik weet dat jullie een ingenieursbenadering hebben, en wat meewarig kijken naar anderen die de 'softe' instrumenten voorop plaatsen in het proces. Maar zou het niet kunnen dat we complementair zouden moeten werken, en met wederzijdse erkenning en leren?
Ik zie weinig openheid tot nu toe... En bovenstaande bijdrage toont dit ook aan. Jammer...

Laat het dan ook een uitnodiging zijn aan het netwerk van MVO dienstverleners en van MVO klanten om in verscheidenheid succes te boeken.

vrijdag 18 maart 2011

Orakelen over energie…

Kerncentrales bijbouwen is niet nodig, wereldwijd leveren ze ‘slechts’ 2% van de energie en ze zijn hoog risicodragend. De fossiele brandstoffen zijn eindig in hun economische explotatiemogelijkheden (peak oil), maar blijven aanwezig in de aarde maar dan bijna niet te ontginnen en het is ook te risicovol.
We gaan dus naar een ander energieregime moeten gaan. Daar kan je jezelf op voorbereiden op het niveau van jouw eigen energiebehoefte (direct energieverbruik). Maar je kan ook ingrijpen op jouw indirect energieverbruik door ‘energie – arme’ producten te kopen (plaatselijk, seizoen, onbewerkt, etc.). Indien velen dat doen heeft dat wel degelijk effect op ‘de markt’ en op de producenten. Daarnaast zal in Vlaanderen de desindustrialisatie nog toenemen en wordt een deel van het hoogspanningsnet ‘achterhaald’. En anderzijds zullen de decentrale productie en consumptie van stroom nog toenemen, het liefst volledig via een (semi) laagspanningsnet.

Wereldwijd zullen oorlogen uitbreken omtrent drinkwater, voedsel én primaire energiebronnen. Dat zal de wereldmarkt voor deze ‘commodities’ destabiliseren. En ook wel bepaalde bevolkingsgroepen dessimineren. Wij zullen intra-europees (wat voor die dingen de beste schaal is) moeten autonomie opbouwen rond drinkwater, voedsel en primaire energiebronnen. In de nieuwe energiemix zullen zowel (plaatselijke) fossiele brandstoffen zitten (maar zonder steenkool om milieuredenen) als hernieuwbare energie. Als je dan naar het potentiële aanbod kijkt, is er bijna niets dat ons tegenhoud om die omslag te maken, tenzij… het kapitaal en de regelgeving! Aan de vraag zijde, zullen de energie intensieve sectoren zich sowieso verplaatsen naar regio’s met dense populatie (kost van arbeid daalt bij overaanbod en consumptiecapaciteit zal toenemen in die regio) én die regio’s met grondstoffen. Er zijn weinig EU regio’s die daarvoor in aanmerking komen. En dus zal de intra-europese energiebehoefte dalen indien we verder inzetten op post industriële, dematerialiseerde en energiearme economische activiteiten. Wat ook logisch is als je kijkt naar de voornaamste productiefactoren waarover de europese zone beschikt. Dus kerncentrales zijn een overbodige zaak, en de pieken kunnen opgevangen worden door de efficiënte gascentrales en door WKK.

Simpel, niet? De beperking van het menselijk denken en de diepmenselijke weerstanden tegen verandering zijn de grootste vijanden van oplossingen. Einstein wist ‘het is niet met het denken dat problemen veroorzaakt dat men problemen oplost’.

Beantwoorden

zaterdag 12 maart 2011

Opgewonden over energie…

Als reactie op een bijdrage op De Wereld Morgen van Eloi Glorieux  (Greenpeace, ex-Groen) en Sara Van Dyck (BBL), heb ik mij nog maar eens opgewonden over energie. Mijn toogtirade van gisterenavond ging daar ook al over. En toen was de kerncentrale in Japan nog niet ontploft. En ook op een artikel in de Standaard kon ik niet nalaten te reageren…

De belangrijkste reflex die een groot deel van de bevolking maakt, en ook veel technologisch optimisten en andere ingenieurs, is dat we niet kunnen weerstaan aan de 'wetmatigheid' van economisch groeidenken en daarmee business as usual. Ook in het stemhokje zal men steevast kiezen voor het vermijden van een verlieservaring, zelfs al biedt die andere keuze een mogelijke winst (in milieukwaliteit , in kwaliteit van leven). Men kiest nu eenmaal veel vaker voor de bekende weg van het ongeluk dan de onbekende weg van het (mogelijk) geluk. Dat mechanisme zit zeer diep en kunnen we niet ontkennen of veroordelen. We zullen ermee aan de slag moeten, onder andere door energiebehoefte, energievoorziening , energiesoorten, energieverbruik en de finale behoeftebevrediging waartoe ze dient anders te positioneren. Te beginnen met twee suggesties:
- begin met het verhaal met dat van de primaire energiebronnen , hun voorraad en de vraag naar/ behoefte aan intra europese energieonafhankelijkheid (en dus niet een Belgische of Vlaamse, want dit zou hetzelfde zijn als NY city zou zeggen dat ze geen 'Amerikaanse’ stroom zou willen)
- breng een apart verhaal voor alles wat huishoudelijk en gelijkgesteld verbruik is, en een ander verhaal over industriële afnemers. Zowel in energiezekerheid, in ecologische kost en baten, als in economische consequenties zijn die erg verschillend. Ze vragen  een andere benadering om oplossingen voor te stellen, een andere outcome ook.  En vooral, we kunnen  dan ook een sterk verhaal van opportuniteiten vertellen, ook technologisch én economisch.
Ik mag het dan in de feiten eens zijn met de schrijvers, wat niet zo verwonderlijk is, maar de vertaalslag naar de bevolking wil maar niet lukken. Het energiedebat is niet alleen een inhoudelijke strijd of een politiek -ideologisch gevecht, maar ook (en misschien vooral) een communicatie oorlog. Ik verwijt de groene kant hun 'voortdurende onhandigheid'  daarin en dan druk ik me nog voorzichtig uit.
Gelijk hebben is een stuk makkelijker dan gelijk halen, en tot nader order wil ik niet voorbij gaan aan  de democratie, hoe 'dom' die zich ook gedraagt…

vrijdag 11 maart 2011

Over democratie, met dank aan LIM

Verkiezingen winnen is een kwestie van marketing. Het is geen kwestie van gelijk hebben, maar van gelijk krijgen. En je krijgt mensen niet mee door hen frontaal aan te vallen in hun gewoontes en waarden waar ze een heel leven in geloven… Het zal toch ‘slimmer’ moeten… En daarvoor zijn meer middelen nodig en slimmere technieken. De democratie is maar zo sterk als de zwaktste schakel, namelijk die burgers die zich laten ‘kopen’ door de belofte van de politieke reclame. En net daar ligt ook de macht voor diegenen die dit fenomeen aanklagen, namelijk wees dus beter in jouw eigen marketing.
In het stemhokje kiezen de meeste mensen vanuit de hoop dat ze met hun keuze een ‘verlieservaring’ kunnen vermijden. En dat verkiezen ze boven een (noodzakelijke) verandering die waarschijnlijk of misschien ‘winst’ oplevert.  Liever de bekende weg van het ongeluk, dan het onzekere pad van geluk… Dat dillemma speelt heel hard in het stemhokje en iedere ‘electoralist’ weet dat. Vandaar de retoriek ‘dat we iets gaan doen aan de prijzen’, namelijk we beloven u ‘zo weinig mogelijk verlies’ te voelen. Maar verliezen, dat doen we! Elke dat verliezen we ecologisch en sociaal kapitaal, in een mate die soms onomkeerbaar is.
De vraag is: hoe gaan we de bevolking leren om met dat ‘minder’ en dat ‘ verlies’ om te gaan? Wij, het maatschappelijk middenveld, heeft het 30 jaar geprobeerd met informatie, argumentatie en individuele bewustwording. En wat is het resultaat?  Zou het kunnen dat de instrumenten die ‘de overkant’ inzet effectiever is? Zou het kunnen dat we, ook gezien de urgentie’ , moeten benaderen met communicatie die hen wel bereikt, hen wel aanspreekt. Zou het kunnen dat we de ultieme democratische uitdaging, namelijk de ‘connectie met het volk’ , gemist hebben. Daarom moeten we niet boos zijn op het volk dat niet voor ons kiest (ook al zegt hun denken dat ze dat eigenlijk wel zouden moeten doen), maar in eigen boezem kijken. Gelijk krijgen is nu eenmaal veel moeilijker dan gelijk hebben…

maandag 7 maart 2011

Vele vormen van duurzame ontwikkeling

Gisteren heb ik frietjes gebakken voor De Natuurfrituur. Met het groene busje reed ik naar Kruishoutem, waar ik frietjes verkocht aan de bezoekers van het Europees Cartoon Centrum . Er werd een eco-comedy film vertoond  ‘How to boil a frog’.  Twee ‘eeuwige scoutsjongens’  willen dat ook Kruishoutem mee gaat in de Transitie. Gelukkig voor mij, was zoon Ewout bereid mij te assisteren in deze opdracht, want frietjes bakken is fysiek toch zwaar werk…

Vrijdag kreeg ik een mail van een Europese denktank die een Economic Development Forum organiseert over Life Long Learning. Via de stad Gent waren ze bij LUDI educatieve winkel terecht gekomen, en de vraag was om het te komen uitleggen in Munchen…

En dan nog een nieuwsje uit duurzaamheidsland. VODO bestaat niet meer, lang leve VODO.  Het Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling werd opgericht op het Kruispunt van twee agenda’s : ontwikkelingssamenwerking en milieu. Net zoals Arbeid & MIlieu opgericht werd op het kruispunt van arbeid (vakbonden) en milieu. En zo zijn er nog wel organisaties. Deze organisaties zijn meestal klein (van omvang, niet noodzakelijk van inhoud), weinig gekend bij het publiek en dus afhankelijk van enkele broodheren, vaak andere NGO’s.
De terugtredende overheid, de arme overheid ook in een overigens rijk Vlaanderen, zorgen ervoor dat iedere NGO moet stilstaan bij financiering, core business, werkbelasting en al die andere KPI’s.

En dus is nu het nu alle hens aan dek voor het behoud van wat is, zonder zijsprongen of extra muros projecten. Duurzaamheid is dus niet altijd ‘van lange duur’ maar soms ook  ‘licht, met weinig materiaal, tijdelijk, beperkt in tijd en ruimte…’.  Je maakt geen mast van beton als je weet dat je die maandelijks moet verplaatsen. En men heeft mensen de illusie gelaten dat ze ‘gebetoneerd’ zaten… Dat is niet erg netjes, en niet ‘sociaal duurzaam’. Maar juist in de wereld van NGO’s is ‘sociale duurzaamheid en goede HR’ een onderschoven kind… 

Vorige week donderdag was er een infosessie over ons Voedselteam in Macharius Heirnis. Zes nieuwe leden sluiten zich aan. En ik kon ook die avond gaan slapen met de gedachte ‘daar doe ik het voor’…

woensdag 2 maart 2011

Transitie café

Ik had gisteren een zalig gevoel. Een onbedwingbare, oprecht contente glimlach lag uren om mijn mond. Ik was dronken van geluk maar werd uiteindelijk ook wel dronken van de witte wijn. Dit alles om te zeggen dat ‘gemeenschap vormen’ en ‘verbindend werken’ iets is waar ik me graag voor inzet, niet alleen omdat het broodnodig is, maar omdat ik er ook veel ‘winst’ uit haal. Winst in termen van energie, goesting, belangstelling krijgen, zich belanghebbend voelen, ont-moeten, de magie van het spontane bevruchten van ideeën. Zonder terughoudendheid, in algemene wederkerigheid, en helemaal  vanzelf. Of toch bijna. Meer dan een woonkamer, wat spijs en drank, een muziekje, een speakers corner en een CODA moment ter afsluiting is er niet nodig.  En meer dan 20 mensen die elkaar vinden… Ik ben nog aan het nagenieten… Kijk, daarvoor doe ik het! Omdat (zachte) revoluties niet alleen ontstaan in Parijse salons, of die van Sint Petersburg, maar ook in een woonkamer in Gent.

maandag 21 februari 2011

Opnieuw op pad…

Ecobitch is back on track!  Er is een nieuwe cvba vso geboren! Een cvba vso, wat is dat  nu weer?

Als we naar een nieuwe, ecologische economie willen, dan kunnen we daar beter maar zelf mee beginnen. Zo klonk het op de voorstelling van Tim Jackson’s boek ‘welvaart zonder groei’, een tijdje terug in Antwerpen. Het was de voorzitter van Ecopower die het, groene,  publiek provoceerde niet langer naar ondernemers te kijken als ‘potentiële zakkenvullers en materialisten’ maar zelf ook deel te nemen aan die nieuwe economie die er moet komen. Door bijvoorbeeld deel te nemen aan het kapitaal van nieuwe coöperaties.

Zo gezegd, zo gedaan!  De Natuurfrituur cvba vso werd opgericht met twee doelen:
1. laagdrempelige promotie voor duurzame voeding. Dus een normaal, goed gekende voedingscategorie vertalen in een duurzame versie. Het hippe en haalbare van duurzame consumptie aanbieden;
Dat doen we door de mobiele frituur De Natuurfrituur die ook nog eens het biogarantie label heeft en vegetarisch is.

2. het ‘vso’ gedeelte slaat op de sociale doelstelling. We stellen mensen te werk met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Daarnaast moeten we ook economisch duurzaam zijn, dat wil zeggen blijven bestaan, financieel gezond zijn , en niemand uitbuiten of overmatig belasten met risico’s (zoals personeel of leveranciers).

Daarbij valt het op dat de meest geëngageerde verenigingen die De Natuurfrituur vragen om te komen, heel vaak de kosten willen ‘afwentelen’. Dat is heel erg onduurzame reflex. Als ik dat toelaat, moet ik zelf ook ‘afwentelen’ op anderen, en onderaan de keten is het dan onvermijdelijk dat uitbuiting ontstaat.

Dus tonen we wat de kosten zijn, en indien we ze niet aanrekenen, is dat ook duidelijk op de factuur. Het niet aanrekenen van een kost is immers een gift van De Natuurfrituur aan de klant, de vereniging.

Nu hebben veel verenigingen weinig centen. Het is dus een natuurlijke reflex om zoveel mogelijk uitgaven te vermijden. Maar ik nodig iedereen uit om daar creatiever mee om te gaan. Want voor sommige kosten kan ook een derde betaler gevonden worden, of de vaste kosten kunnen verrekend worden in de verkoopprijs, voor zover de betalingsbereidheid er is. En die wordt vaak verkeerd ingeschat.

We hebben dus nog een hele weg af te leggen. Maar ik ben blij dat ik één van velen ben die het pad proberen te effenen….

vrijdag 7 januari 2011

Nieuw visite kaartje...

Deze versie is nog zonder geluid.



Andere pogingen zullen volgen.

zondag 2 januari 2011

Fondsen werven versus verkopen van inhoud (bis)

De kernvraag uit de bijdrage in De Wereld Morgen over Music for Life : “Is het niet mogelijk om van de enorme populariteit van Music For Life gebruik te maken om de Vlaming aan het denken te zetten in verband met de ontwikkelingsproblematiek -met zijn schitterende verwezenlijkingen maar ook zijn eeuwige dilemma’s en gebreken? Zou het niet gezond zijn het strelen van de ego’s in Vlaanderen een week voor Kerstmis voor een keer eens niet te laten primeren?”

Mijn antwoord is heel duidelijk :  neen, je kan geen fondsen en werven en in één beweging ook inhoud verkopen! Hoe frusterend dat ook is voor die kleine groep van mensen die vinden dat iedereen nu maar eens moet nadenken over de dingen des levens, zo werkt dat dus niet. Ik vind de auteur schitterend in haar vraagstelling en waardeer haar idealisme ten zeerste. Maar het is naïef, en op haar leeftijd overigens terecht, om te denken dat iedereen het in zich heeft om over alles en nog wat te reflecteren, informatie te selecteren, kennis te verwerven, en er ook nog naar te handelen. De meeste keuzes, dagelijks en minder dagelijks, worden gemaakt vanuit emoties, verlangens, intuïties en diepe schemata die het handelen sturen. Het is daarop dat communicatie (en breder: marketing) inwerkt. Ook en misschien vooral als het over goede doelen gaat.

Het verlangen naar de ontwikkeling van iedereen tot ‘steeds meer mens worden’ is een humanistisch ideaal  en een kerngedachte van De Verlichting. Inherent aan dat op het eerste zicht nobel ideaal is dat mensen die daar niet aan voldoen, minder mens zijn. En bijgevolg ontstaat een ‘neerkijken’ van de zogenaamde intellectuele, rationele elite op het plebs, dat zich laat leiden door primaire behoeften en door brood en spelen als behoeftebevredigers.  David van Reybroek pleit terecht voor een ander en beter populisme.

Ook inherent aan dat humanistisch ideaal, al dan niet kristelijk ingevuld, is de ontkenning van de primaat in ons én de hoogmoed in onze verhouding tot onze ecosystemen en de aarde in het algemeen. Daarin staat humanisme haaks op het eco-centrisme, waarmee ook ik pleit voor een fundamentele bescheidenheid en een actief omgaan met wederzijdse afhankelijkheid. Dat punt zal ik ooit eens apart  uitwerken.

Wat mij brengt bij de kernvraag van fondsenwervende communicatie. Wat zijn de ‘drivers’ die maken dat Music For Life werkt? Het zijn er twee: ‘what’'s in it for me’ en ‘peer pressure/ social confirmation’ en dus het ontbreken van het risico op het oplopen van ‘sociale blaam’ ( sociale afwijzing, sociale kost).

Die drivers hebben weinig te maken met de uiteindelijke besteding van het geld. Het Rode Kruis is een sterk merk , wat betekent dat er groot vertrouwen is in dat merk en in de kwaliteit van de dienstverlening (in dit geval aan weeskinderen) waarvoor de donateur optreedt als ‘derde betaler’.

We weten dat de donateurs van Music For Life grotendeels alleen dan en daar geld geven. Met andere woorden, ze vertrouwen hun geld toe aan MFL, ook wel aan RK, maar eigenlijk niet aan Afrika of aan die weeskinderen. De ‘what’s in it for me’ is de meestal een combinatie van de sociale bevestiging die men krijgt (uitvergroot door social media en media gebruik) en de ‘ervaring’ (geformuleerd als onderdeel van de ‘beleveniseconomie’ waartoe ook BONGO behoort). Met andere woorden, mensen hebben het idee dat ‘ze iets (uniek) hebben meegemaakt’. Daarin past overigens ook de aktie ‘koop een geit’ van Oxfam, maar dan nog onvoldoende uitgewerkt, helaas.

Het belangrijkste resultaat is dat de communicatielijn met die donateurs geopend is en vooral , dat die bij sommigen open blijft. Want, er is wel degelijk een effect op fondsenwerving in het algemeen, namelijk dat men  het fenomeen fondsenwerving steeds minder associeert met kleine plaatseliijke initiatieven, met fraude en bedrog in ontwikkelingssamenwerking (zie witte olifanten), met weggegooid geld, met amateurisme… Dat schept mee de voorwaarde om fondsenwerving als financieringskanaal voor ngo’s en als sector in Vlaanderen te ontwikkelen en te professionaliseren.

En dat moet dringend gebeuren! Het is duidelijk dat de scheidingslijn tussen pure not for profit en pure for profit niet meer bestaat. Iedereen, alle organisaties zullen steeds meer voor ‘gemengde financiering’ gaan, vaak uit pure noodzaak. En terugtredende overheden laten ‘gaten’ achter, die fondsenwerving zal moeten vullen. Ideologisch kan men het oneens zijn met die vorm van vermarkting, maar de realiteit is aangekomen. Dus strategieën gebaseerd op oude paradigma’s zullen niet langer efffectief zijn. Of we dat nu leuk vinden of niet.

En de inhoud? Waar blijven we daar mee? Moeten mensen niet weten en overtuigd zijn vooraleer ze tot handelen worden aangezet? Neen! Het handelingsperspectief leidt juist (uiteindelijk, bij sommigen) tot een connectie met inhouden waarvan men eerder het bestaan niet kende. Het kennen en begrijpen van die inhouden komt later, vaak via het mechanisme waarbij men de ‘innerlijke dissonantie’ tussen handelen en de denkkaders /moraal oplost door dat laaste aan te passen met behulp van stukjes informatie die dit mogelijk maken. Net op dat moment staan mensen het meest open voor de inhoud die achter de boodschap zit.  Dat is dan niet langer de taak van de fondsenwerver, maar van al die vormingswerkers, van het maatschappelijk middenveld, en van de ‘marketing van de inhoud’ door innovatieve campagnes en methodieken. Binnen MFL wordt dit luik gerealiseerd door de inhoud transversaal binnen te brengen in verschillende formats via  tv en andere media ( voornamelijk vrt groep).

Dat is ‘marketing van de inhoud’ en dat is niet hetzelfde als ‘marketing in functie van fondsenwerving’. En die twee soorten resultaten neerzetten in één communicatiebeweging gaan niet samen, in ieder geval niet als het gaat over B2C, niet gesegmenteerd en massamediaal. Vandaar ook de ‘gelaagde’ aanpak van MFL.

Als activist heb ik al 30 jaar gelijk. Nu wil ik ook marktaandeel van dat gelijk. En dus ben ik marketeer geworden. Want ik heb een actief respect waarop het gros van de bevolking functioneert. Als ik dan toch gelijk heb, waarom zou ik niet van grote aantallen mensen gelijk kunnen krijgen? En waarom zouden ze mij gelijk willen geven? Dat is de vraag die wij, activisten & moralisten, ons moeten stellen.

Al was het maar uit respect voor de ingezette middelen en de kost van fondsenwerving, van vormingswerk en van communicatie. Laat die kost eens wat effectiever zijn!  En voor ik het vergeet : communiceer ook transparant over kosten en opbrengsten. Maak een jaarverslag volgens GRI, inclusief stakeholderparticipatie. Dan heeft die juffrouw meteen een echt antwoord op haar vraag.