maandag 22 december 2014

Over het basisinkomen...

Ik ben een gematigd voorstander van het basisinkomen. We moeten inderdaad het inkomen, en het kunnen toekomen aan de sociale grondrechten door elke burger, los koppelen van formele, betaalde arbeid. Maar het is zeker geen oplossing voor alle problemen. Want naast financiële armoede, is er ook culturele, emotionele, sociale en intellectuele armoede. Dat geldt zowel voor de samenleving als voor individuen. Een voorbeeld van die paradox is de schulden die goedbetaalde voetballers hebben. Of goedbetaalde arbeiders met loonbeslag. Dus naast een basisinkomen is het nodig om een goed werkend middenveld én een goede hulpverlening te organiseren. Dat hoeft niet in tegenstelling te zijn met het basisinkomen, ook niet financieel. Het eerste wat moet gebeuren is dat burgers, middenklasse evengoed als de rijken, opnieuw een sociaal contract aangaan met de gemeenschap en met de staat. Dus opnieuw kiezen om via de staat onze gemeenschappelijke infrastructuur, zowel fysiek, sociaal als financieel te organiseren. Nu is bijna niemand nog langer bereid om dat via de staat, via de overheid te doen. De staat is iets wat we wantrouwen. Het tweede dat moet gebeuren is een sterke vereenvoudiging van het overheidsapparaat, waardoor de overheid meer inhoudelijk resultaten kan boeken, meer dan louter procesresultaten. Het derde is dat voor een aantal dingen er iets moet bestaan tussen privaat kapitaal en publiek kapitaal. Want hoe het kapitaal zich beweegt, bepaalt hoe de samenleving er uit ziet en welke bedrijven en organisaties er komen, dus ook welk soort tewerkstelling. Er zal ook grote behoefte zijn aan secundaire tewerkstelling: materialen kringloop, kringloopsector, onderhoud allerhande, mens intensieve dienstverlening. Want een aantal mensen zal heel graag willen werken om meer te verdienen, maar de paradox van de arbeidsmarkt wordt niet kleiner met het invoeren van een basisinkomen. De logica zelve is dat inderdaad de vermogens bijdragen tot dat basisinkomen. Zij krijgen er heel wat voor terug: sociale vrede, een goed investeringsklimaat, betere werknemers aan een veel lagere (rechtstreekse) kost, etc. Bovendien ontstaan die vermogens in het beste geval door het afromen van winsten ontstaan uit meerwaarde. Een basisinkomen is dus een herverdelende strategie. Let wel, een deel van de mensen die wel meerwaarde produceren (waardoor het systeem betaalbaar blijft) zullen een substantieel deel zien vertrekken naar het herverdelend mechanisme. Dat wil zeggen dat de oude strijd tussen vakbonden (via loon delen van de winst naar zich toe trekken) en de werkgevers (zoveel mogelijk winst maken met een zo laag mogelijke kostenstructuur, dus ook kost van mensen) vervangen wordt door een gezamenlijke afdracht in de richting van een groep mensen die niet tot de ene of andere categorie behoren. En nooit tot één van de categorieën zullen behoren. Wat het basisinkomen dus ook oplevert is helderheid over wie nu eigenlijk echt tot de arbeidsmarkt behoort en er echt ‘thuis hoort’. Anders gezegd: wat is het reële aanbod en de reële vraag op de arbeidsmarkt en hoe verhouden die zich tot elkaar in termen van profielen en prijs. Dus samen met het basisinkomen zullen we moeten afstappen van het idee dat ‘arbeid’ (zoals nu: job, functie, mandaat en loon) de sleutel is tot identiteit en zingeving van het individu. Sinds de industriële revolutie hebben we immers geleerd dat ons hele leven draait rond het economisch nut van elk individu. We meten ook elkaar af aan beroep, loon en sociaal – economische positie. Vaak vragen we bij een kennismaking: wat doe jij zoal in het leven? En dan doelen we niet alleen of niet zozeer op de inhoudelijke aspecten maar op de positie die we iemand toekennen. Dus als het basisinkomen een hefboom kan zijn, dan graag. Maar niet als een generieke oplossing waarbij de individuele verantwoordelijkheid nog groter wordt (want de meesten kunnen die verantwoordelijkheid simpelweg niet dragen…)