maandag 14 september 2015

Wat is een coöperatie? (deel 1)

Een coöperatie is in de eerste plaats een ondernemingsvorm, een juridische en financiële structuur. Deelnemen aan (het kapitaal van) een coöperatie is nooit vrijblijvend. Dat betekent dat kapitaal gepaard gaat met betrokkenheid en meestal ook een concrete relatie tussen coöperanten , die de aandeelhouders zijn, en de coöperatie. Die relatie wordt meestal omschreven als een transactie relatie. Er is een uitwisseling tussen die partijen. De coöperatie als ondernemingsvorm is niet hetzelfde als de letterlijke en meest gebruikte definitie van coöperatie , nl. als synoniem van samenwerken of een samenwerking tussen mensen. Daarbij denken we meteen aan mensen die samen werken, letterlijk arbeidsprestaties leveren en het resultaat ervan al dan niet verkopen. De coöperatie heeft haar eigen doel, haar eigen middelen, haar eigen missie, haar eigen waardepropositie, haar eigen stakeholders... Daarmee is meteen duidelijk dat de coöperatie een aparte entiteit is, naast en uiteindelijk los van de oprichters of bestuur. Ook de wijze van kapitaalvorming is wezenlijk verschillend. Waarover later meer. De coöperatie is dus geen vriendenclubje waar iedereen voortdurend een eigen visie of zelfs het eigen ego in kwijt kan. De coöperatie heeft een eigen identiteit die ontstaat uit de confrontatie van de oorspronkelijke doelstellingen & opzet met de werkelijkheid van het dagelijks operationele. De herkomst van het kapitaal én de persoonlijkheid van de afgevaardigd bestuurder ( en de raad van bestuur) bepalen sterk de identiteit én de communicatie stijl van een coöperatie . Daarom is het bij het begin belangrijk om een aantal spelregels én een aantal inhoudelijke definities vast te leggen en dat doe het best in de statuten. De meest gemaakte fout is dat men heel erg omschrijft wat men gaat doen ( de processen) maar niet beschrijft wat de impact zal zijn, het uiteindelijk resultaat van de inzet van middelen. Een doel van een coöperatie wordt bepaald in termen die iets zeggen over het verschil tussen de wereld voor het bestaan van de coöperatie en erna. Om tot een visie en missie te komen moeten we niet alleen ideeën verzamelen, maar op een gerichte manier nadenken over een aantal elementen waaruit de coöperatie zal bestaan. Intern gaat over productiefactoren, productiemiddelen, leveranciers en andere cruciale partners, kostenstructuur en financiering. Extern gaat dat over de waarde propositie, de markten, de doelgroep, de relatie met de maatschappij en met de aarde. Tenslotte moet je ook nadenken over een verdienmodel en over de drie belangrijkste parameters: rendabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit. De methode die we daarvoor gebruiken is het maken van een business canvas. Als de scope van het project te breed of te vaag is, kan je de nodige oefeningen niet doen. Daarom vertrekken we van een gemeenschappelijk overeengekomen doel en bakenen we af welke soort activiteiten we daarvoor willen ontplooien. Voor dat laatste gebruiken we de nace codes. Elke sector heeft haar wetmatigheden, elk bedrijf is gebaseerd op een business model. Dat betekent dat we moeten werken binnen die wetmatigheden. Wat is de volledige loonkost uur in de sector? Wat zijn de wettelijke verplichtingen binnen de sector? Wat kost het en wat is nodig om een coöperatie te beheren? Wat is de gangbare werkwijze ( offerte en facturatie oa) binnen de sector. Hoe verhouden zich de verschillende processen binnen het bedrijf zich tot de omzet. Hoe wordt het kapitaal gevormd en waarvoor wordt het gebruikt? Daarom is het belangrijk om een aantal cijfers te hebben, een aantal ratio's om de verhouding tussen verschillende factoren en elementen juist in te schatten. Bv. Wat is het aandeel van lonen in de brutowinstmarge? Wat is de bruto winstmarge uitgedrukt in % van de omzet (ex BTW). Een coöperatie is geen ondernemingsvorm om als ondernemer zelf vermogen op te bouwen. De ondernemer, de afgevaardigd bestuur of coördinator, wordt vergoed voor arbeid, zoals ieder ander die arbeid levert, zij het mits een (afgesproken) loonspanning. Bovendien stelt de coöperatie de nodige werkmiddelen ter beschikking om het beheer te kunnen doen. Op de winst voor belastingen, wordt er na belastingen, een bestemming gegeven die te maken heeft met de gezondheid en de ontwikkeling van de coöperatie. Dat wordt ter stemming voorgelegd aan de AV, evenals de mate van vergoeding van kapitaal dmv het dividend dat betaald zal worden. Dat kan maximaal 6% van de waarde van het aandeel zijn. Dus als een aandeel 100 euro waard is, kan de coöperant daar max 6 euro per jaar vergoeding voor krijgen. Een aandeel is 100 euro waard omdat het voor 100 euro werd verkocht en zijn waarde blijft behouden ( het nominaal aandeel). Het is dus een IOY van de coöperatie tov de coöperant. Er bestaat ook zoiets als aandelen die in waarde kunnen stijgen en dalen, naargelang de coöperatie boekhoudkundig rijker of armer wordt. Dan delen de coöperanten het ondernemingsrisico met de coöperatie, dus winst of verlies. Indien de aandelen in waarde kunnen dalen of stijgen, moet je bepalen wat de waardering zal zijn bij verkoop: boekhoudkundig of volgens de marktwaarde. In ieder geval kunnen coöperatieve aandelen nooit verhandeld worden. Dat betekent dat coöperatieve aandelen niet op de beurs te vinden zijn. Dat betekent ook dat de aandelen verkocht worden door de coöperatie en terug aangekocht door de coöperatie, de zogenaamde uittreding. Ook daar zijn specifieke spelregels voor. Het grote verschil tussen kapitaal in een klassiek bedrijf en in een coöperatie, is dat een klassiek bedrijf geld ophaalt voor zover ze kapitaal nodig heeft, maar de waarde van het bedrijf altijd verdeeld wordt over een vooraf ingesteld aantal aandelen. Die aandelen worden al dan niet verhandeld ( naar de beurs gaan). Een coöperatie heeft ook een omschrijving van de hoeveelheid kapitaal dat nodig is, maar haalt dat op in een open structuur. Een coöperatie kan blijven aandelen verkopen, en dus coöperanten werven, binnen bepaalde spelregels en voor zover er redelijk wijze kapitaal nodig is. Bovendien kan de coöperatie bepalen hoe lang de aandelen in de coöperatie moeten blijven. Een minimum van twee jaar is courant. Dat wordt ook wel 'slow money' genoemd. Het is het tegengestelde van speculatief met geld omgaan. De oprichters houden 4 jaar hun aandelen aan, nl. drie jaar oprichtersaansprakelijkheid en een jaar om er uit te stappen. Een coöperatie laat dus toe om te ondernemen op mensenmaat. De traagheid van het kapitaal bepaalt immers ook hoe snel of traag winst moet worden opgebouwd. Door de band genomen rekenen we drie jaar om break even te draaien. In een coöperatie betekent dat niet 'operationele' winst, maar winst waarmee dividend kan worden uitgekeerd. Ook als er verlies is, kan je ervoor kiezen om toch een dividend uit te keren, maar dat is niet verstandig en een verkeerd signaal. Een coöperatie heeft dus een sterke relatie met haar coöperanten. Dat is een wezenlijk kenmerk want het kapitaal bestaat uit 'geld met betrokkenheid'. De coöperatie moet bijgevolg tijd en middelen voorzien voor haar coöperatieve werking. Dit is deel van de kosten die moeten terug verdiend worden. De relatie tussen coöperatie en coöperanten wordt uitgedrukt in soorten coöperaties: werk(nemers) coöperatie, gebruikerscoöperatie, burgercoöperatie, energie(sector)coöperatie , etc. Dit is een belangrijke keuze want het bepaalt ook wat de kenmerken zullen zijn van de coöperanten. Immers, hun motivatie ligt in de match tussen hun thema's en behoeften en het aanbod van de coöperatie. Zij hebben ook een 'klantenrelatie', zelfs al kopen ze de diensten of producten niet! De coöperanten zijn samen eigenaar van alles wat de coöperatie bezit. Tegenover het kapitaal staan dus de bezittingen van de coöperatie. De waarde van die bezittingen kan sterk variëren. Soms is er meer waarde aan bezittingen dan het kapitaal, vaak is er minder waarde aan bezittingen dan waarde aan kapitaal. Want werkmiddelen worden afgeschreven en elk jaar minder waard. Terwijl het kapitaal soms nog stijgt. Op zich is dat geen probleem, maar wel een belangrijke indicator voor de gezondheid van een bedrijf, nl. Solvabiliteit. Het belangrijkste maatschappelijke effect van het feit dat een groep burgers eigenaar is van productiemiddelen, is dat dit leidt tot lokale economische veerkracht. Immers, wanneer door de globalisering wij met zijn allen voor ons dagelijkse behoeften teveel afhankelijk zijn van monetair beleid (Griekenland) of van energietoevoer (Japan) of van handelsbalans (Europa, België), dan zullen bij de volgende crisissen, die er zeker komen, wij met zijn allen behoorlijk hulpeloos zijn en zelf niet voor de productie van onze consumptie kunnen instaan. Ook niet voor essentiële behoeften. Daarom is het nodig dat wij samen essentiële productie middelen verwerven, in structuren die juridisch en financieel gezond zijn, en mits lokale verankering. Zo is het nodig om in sectoren zoals wonen en infrastructuur, voeding en natuur, energie, én kennis & cultuur te investeren op een manier dat de lokale gemeenschap tot een leefbare 'oikos' wordt, rekening houdend met de globalisering zonder die af te wijzen en rekening houdend met de beperking in capaciteit (menselijke capaciteiten, kapitaal, productiemiddelen, koopkracht en betalingsbereidheid) van lokale economie. En daarom onderneem ik, omwille van de maatschappelijke relevantie, niet omwille van persoonlijk vermogensopbouw.